De avonturen van Oliver Twist在线阅读

De avonturen van Oliver Twist

Txt下载

移动设备扫码阅读

HOOFDSTUK LIII.

Het laatste.

De lotgevallen van hen, die in dit verhaal een plaats hebben ingenomen, loopen ten einde. Het weinige dat den geschiedschrijver te boeken overblijft, kan in enkele eenvoudige woorden verteld worden.

Eer het drie maanden verder was, waren Rose Fleming en Harry Maylie getrouwd in de dorpskerk, waarin de jonge geestelijke voortaan zijn arbeidsveld zou vinden; denzelfden dag betrokken zij hun nieuw, gelukkig tehuis.

Zoo gaarne zou ik nog wat vertoeven bij enkelen van hen, onder wie ik mij zoo langen tijd heb bewogen en in hun geluk deelen door te trachten het af te malen.

Wat Mr. Giles en Brittles betreft, zij blijven nog in hun oude betrekking, ofschoon de eerste kaal is geworden en de laatste heelemaal grijs. Zij slapen in de pastorie, maar verdeelen hun diensten zóó gelijkelijk onder de bewoners hier en Oliver en Mr. Brownlow en dokter Losberne, dat de dorpsbewoners tot op den huidigen dag nog niet hebben kunnen ontdekken, in welk huis zij nu eigenlijk behooren.

Vóór zijn verhuizing had hij innige vriendschap opgevat voor Mr. Grimwig, vriendschap, die door dien excentrieken heer beantwoord werd. Dientengevolge wordt hij vele keeren in het jaar door Mr. Grimwig bezocht. Bij al die gelegenheden gaat Mr. Grimwig ook met vurigen ijver planten, visschen en timmeren; hij doet alles op een zonderlinge, origineele manier, maar houdt steeds zijn geliefkoosde verzekering vol, dat zijn methode de rechte is.—Zondags laat hij nooit na, de preek van den jongen geestelijke in diens gezicht te becritiseeren, om later aan dokter Losberne in diep vertrouwen te zeggen, dat hij de preek uitstekend vond, maar het beter oordeelde, dit niet te zeggen. Het is een vaste en zeer geliefkoosde grap van den heer Brownlow, hem te bespotten om zijn vroegere voorspelling aangaande Oliver en hem te herinneren aan den avond, toen zij met het horloge tusschen hen in zijn terugkomst zaten af te wachten; maar Mr. Grimwig houdt vol, dat hij in de hoofdzaak toch gelijk had en merkt ten bewijze daarvan op, dat Oliver ten slotte niet terugkwam, waarop altijd een lach van zijn kant volgt, die hem in het beste humeur ter wereld brengt.

Spoedig na het huwelijk van de jongelui, keerde de goede oude dokter naar Chertsey terug; nu hij beroofd was van het gezelschap zijner beste vrienden, zou hij zeker ontevreden zijn geweest, wanneer zijn aard voor zulk een gevoel open stond; en hij zou mopperig zijn geworden, als hij geweten had hoe. Gedurende twee of drie maanden stelde hij er zich tevreden mede, toespelingen te maken op zijn angst, dat hij de lucht niet goed meer kon verdragen; toen ontdekte hij, dat de streek werkelijk niet meer zoo goed voor hem was als vroeger, droeg zijn practijk aan zijn assistent over, huurde een landhuisje bij het dorp, waar zijn jonge vriend predikant was en was dadelijk weer de oude. Hier legde hij zich toe op tuinieren, planten, visschen, timmeren en verschillende andere soortgelijke bezigheden, waarop hij met zijn gewone voortvarendheid aanviel; in elk daarvan is hij sedert dien tijd in den omtrek als een groote autoriteit beroemd geworden.

Na nauwkeurig onderzoek bleek, dat wanneer het overschot van het vermogen dat op Monks' naam stond, (en dat noch in zijn handen, noch in die van zijn moeder was aangegroeid) gelijkelijk verdeeld werd tusschen hem en Oliver, aan ieder niet veel meer dan drieduizend pond zou toebedeeld worden. Als de voorwaarden van zijn vaders testament uitgevoerd waren, zou Oliver het geheel hebben gekregen, maar de heer Brownlow, die niet gaarne den oudsten zoon de gelegenheid wilde ontnemen afstand te doen van zijn vroegere ondeugden en een eerlijk leven te beginnen, stelde deze wijze van verdeeling voor, waarmee zijn jonge beschermeling gaarne instemde.

Mr. Noah Claypole, door de kroon begenadigd, omdat hij als getuige tegen Fagin was toegelaten, vond zijn vak toch niet zoo veilig als hij wel wenschte en zocht eenigen tijd naar een bestaan, dat niet te veel werk meebracht. Na eenige beraadslaging koos hij het beroep van stillen verklikker, in welk vak hij zich een aardig bestaan weet te verzekeren. Zijn wijze van werken is, eens per week gedurende kerktijd met Charlotte, beiden zeer fatsoenlijk gekleed, uit te gaan. De dame valt flauw voor de deur van een menschlievenden herbergier, de mijnheer krijgt voor drie pence brandewijn om haar bij te brengen, geeft den herbergier den volgenden dag aan en steekt de helft van de boete in zijn zak. Soms valt Mr. Claypole zelf flauw, maar het resultaat is hetzelfde.

Mr. Bumble en zijn vrouw, uit hun betrekking ontslagen, verzonken langzamerhand tot groote armoede en ellende en werden eindelijk in hetzelfde armhuis opgenomen, waar zij eenmaal over anderen gebaasd hadden. Men heeft Mr. Bumble hooren zeggen, dat hij in zijn tegenspoed en vernedering zelfs niet blij kon zijn, van zijn vrouw te zijn gescheiden.

Monks, die zijn aangenomen naam bleef dragen, vertrok met zijn deel naar een afgelegen oord van de Nieuwe Wereld; nadat zijn geld spoedig verteerd was, verviel hij weer in zijn oude praktijken, onderging tengevolge van een nieuwe oplichterij en schurkerij een langdurige gevangenisstraf, kreeg ten slotte een hevigen aanval van zijn oude kwaal en stierf in de gevangenis. Even ver van huis stierven de voornaamste leden der bende van zijn vriend Fagin.

Mevrouw Maylie nam haar intrek bij haar zoon en haar schoondochter, om gedurende de kalme dagen die haar nog restten, het grootste geluk te genieten dat een waardigen ouderdom geschonken kan worden—het bijwonen van het geluk van hen aan wie in een welbesteed leven de warmste liefde en teederheid zonder ophouden werden gegeven.

Ik zou Rose Maylie willen schetsen als bloeiende, bekoorlijke jonge vrouw, zacht en vriendelijk licht verspreidend op haar stille levenspad, licht, dat afstraalde op allen, die met haar dat pad bewandelden en hun tot in het hart scheen. Ik zou het leven en de vreugd willen schilderen van den kring om den haard en van de vroolijke zomergroep; ik zou haar in den middag willen volgen door de warme velden en den zachten klank van haar lieve stem beluisteren op de avondwandeling in den maneschijn; ik zou haar willen zien bij al de goedheid en liefdadigheid buitenshuis en de glimlachende, onvermoeide vervulling der huiselijke plichten binnenshuis; ik zou haar en den zoon van haar gestorven zuster willen teekenen, gelukkig in hun liefde voor elkander en heele uren bezig, zich de bloedverwanten voor te stellen, die zij op zoo droeve wijze verloren hadden; ik zou mij nog eens de vroolijke gezichtjes voor den geest willen halen, die om haar knieën drongen en luisteren naar hun blij gebabbel; ik zou de tonen van dien helderen lach in mijn geheugen willen roepen en de traan van medegevoel, die in zachte blauwe oogen glinsterde, vast willen houden. Deze en duizend blikken en glimlachjes en gedachten en woorden—ik zou ze gaarne alle weergeven.

Hoe de heer Brownlow dagelijks voortging, den geest van zijn aangenomen zoon met kennis te verrijken en meer en meer aan hem gehecht raakte, terwijl zijn karakter zich ontwikkelde en toonde hoe het zaad, dat hij in hem gezaaid had, wortel schoot—hoe hij in hem telkens nieuwe trekken ontdekte van zijn vroegeren vriend, die in zijn eigen hart oude herinneringen wekten, droeve en toch liefelijke, troostende herinneringen—hoe de beide weezen, door tegenspoed beproefd, de lessen van dien tegenspoed herdenken door barmhartigheid jegens anderen en onderlinge liefde en vurigen dank aan Hem, die hen had beschermd en behouden,—dit alles zijn zaken, die niet verteld behoeven te worden. Ik heb al gezegd, dat zij waarlijk gelukkig waren; en zonder innige liefde, menschlievendheid en dankbaarheid aan dat Wezen, wiens weg Genade is en wiens eerste eigenschap is Barmhartigheid jegens alles wat ademhaalt, kan geen geluk bestaan.

Hij streed eerlijk en had veel te verduren den eersten tijd, doch daar hij een opgewekten aard bezat en een goed doel najoeg, slaagde hij ten slotte; nadat hij boerenknecht en voermansjongen was geweest, is hij nu de vroolijkste jonge veefokker in heel Northamptonshire.

De heer Brownlow nam Oliver als zijn zoon aan. Met hem en de oude huishoudster ging hij binnen een mijl van de pastorie wonen, de verblijfplaats van zijn liefste vrienden; hiermee vervulde hij den vurigsten wensch van Oliver's warm oprecht hart en droeg het zijne er toe bij, een kleinen kring te stichten, waarin iedereen zoo dicht bij 't volmaakte geluk was als in deze wisselvallige wereld maar mogelijk is.

De hand, die deze woorden neerschreef, beeft, nu het einde van haar taak nadert; gaarne zou zij den draad van deze avonturen nog wat verder spinnen.

Charles Bates, ontzet over de misdaad van Sikes, begon er over na te denken, of een eerlijk bestaan ten slotte toch niet het beste was. Toen hij tot de conclusie kwam, dat dit werkelijk het geval was, keerde hij het verleden den rug toe, besloten het door nieuwe werkzaamheid uit te wisschen.

Bij het altaar van de oude dorpskerk is een wit marmeren gedenksteen aangebracht, waarop tot nog toe slechts één woord: „Agnes.” In dat graf rust geen kist en mogen het vele, vele jaren duren, eer er een andere naam op wordt gegrift! Doch, als de geesten der gestorvenen ooit op de aarde terugkeeren om de plaatsen te bezoeken, gewijd door de liefde van hen, die zij in het leven liefhadden—door liefde, die verder reikt dan het graf—dan geloof ik, dat de schim van Agnes soms om dat stille hoekje heendwaalt. En ik geloof het niet minder, nu dat hoekje in een kerk is en zij een zwakke was die gedoold heeft.

1.02%
HOOFDSTUK LIII.