De avonturen van Oliver Twist在线阅读

De avonturen van Oliver Twist

Txt下载

移动设备扫码阅读

HOOFDSTUK XXIII.

Bevat den hoofdinhoud van een aangenaam gesprek tusschen Mr. Bumble en een dame, en toont aan, dat zelfs een gemeentebode op sommige punten gevoelig kan zijn.

Het was een bitter koude avond. De sneeuw lag op den grond, bevroren tot een harde krakende korst, zoodat alleen de hoopen, die in hoekjes en gaten bij elkaar gestoven lagen, door den scherpen huilenden wind opgewaaid werden; alsof de wind met dubbele woede op deze prooi aanviel, blies hij hier de sneeuw woest op in vlagen, en deed ze ronddwarrelen als duizenden nevelkolken, die zich ten slotte in de lucht verspreidden. Somber, donker en vinnig koud, was het een avond voor hen, die een goed tehuis hadden en weldoorvoed waren, om bij het vroolijke vuur te schikken en God te danken, dat ze binnen waren, en voor den ellendigen, hongerigen zwerver om zich neer te leggen en te sterven. Menige paria, door honger uitgeput, die buiten in onze straten zijn oogen sluit, kan ze, welke misdaden hij ook gepleegd moge hebben, moeielijk in een wreeder wereld dan de onze opendoen.

Zoo zagen de zaken er uit, toen juffrouw Corney, de Moeder van het armhuis dat onze lezers reeds kennen als de geboorteplaats van Oliver Twist, voor een vroolijk vuurtje in haar eigen kamertje ging zitten en met zeer behagelijke gevoelens naar een klein rond tafeltje keek, waarop een schotel, die niet veel kleiner was, klaar stond, voorzien van alles wat maar noodig kon zijn voor het lekkerste maal, dat de Moeder van een armhuis te beurt kan vallen. Juffrouw Corney was van plan, zich met een kopje thee wat op te monteren. Terwijl zij van de tafel naar den haard keek, waar het kleinst denkbare keteltje met fijn stemmetje een fijn liedje zong, groeide het gevoel van behagelijkheid in haar klaarblijkelijk nog aan—zoozeer, dat juffrouw Corney het tot een glimlach bracht.

„Zeg u dat wel, juffrouw!” stemde Mr. Bumble in. „Als ik u zeg, dat er een man hier is, die, ter wille van zijn vrouw en groot gezin een kwart-ponds-broodje en een heel pond kaas krijgt. Is hij dankbaar, juffrouw? Is hij dankbaar? Voor geen cent! Hij durft om een beetje steenkolen te vragen, al is 't maar zooveel als je in je zakdoek kan knoopen, zegt hij. Steenkolen! Wat zou hij met steenkolen uitvoeren? Z'n kaas er op roosteren en dan om meer komen vragen. Zoo doen die menschen, juffrouw; geef ze vandaag een schortvol steenkolen en overmorgen komen ze er nog een vragen; ze zijn zoo hard als staal en albast!”

„Wel juffrouw,” antwoordde de bode, „hij ging weg en hij stierf werkelijk op straat. Zoo'n koppige schooier!”

„U hebt nog een koude wandeling, meneer Bumble,” zei de Moeder.

„U hebt een kat, zie ik, juffrouw,” zei Mr. Bumble, terwijl hij naar het dier keek, dat zich met haar kleintjes vóór het vuur lag te koesteren, „en kleine katjes ook!”

„Tot uw dienst, juffrouw,” zei Mr. Bumble, die buiten de deur was blijven staan om zijn voeten te vegen en de sneeuw van zijn jas te slaan. Hij maakte zijn opwachting met zijn steek in de ééne hand en een pakje in de andere. „Zal ik de deur dichtdoen, juffrouw?”

„O, kom maar binnen!” zei juffrouw Corney op scherpen toon. „Er ligt zeker weer een oudje op sterven, hè? Ze gaan altijd dood, als ik aan 't eten ben. Blijf daar niet staan; toe—der komt zooveel kou binnen. Wat is er te doen, nou?”

„O, Meneer Bumble!” weerde juffrouw Corney af.

„O ja!” stemde de Moeder enthousiast bij, „ze zijn zoo dol op hun thuis, dat 't een mensch goed doet, dat verzeker ik u.”

„Nooit krijg ik er meer één!” zei juffrouw Corney neerslachtig. „Nooit krijg ik er meer één zooals hij.”

„Niets juffrouw, niets,” antwoordde een mannestem.

„Nee maar!” riep juffrouw Corney uit. „Nee maar, die is ook goed!”

„Natuurlijk niet. Wanneer zijn die tevreden, meneer Bumble?” zei de Moeder, haar thee slurpend.

„Naar weer, meneer Bumble,” zei de Moeder.

„Juffrouw Corney,” zei de bode, glimlachend als een man, die weet, dat hij een zaak beter inziet, „onderstand buiten het Huis, goed aangewend—goed aangewend, zeg ik, juffrouw—is het doelmatigste wat de Gemeente doen kan. Het hoofdbeginsel van zulken onderstand is, de armen precies te geven wat zij niet noodig hebben, dan verveelt het hun te komen vragen.”

„Juffrouw Corney, juffrouw....” zei Mr. Bumble langzaam, terwijl hij met zijn theelepeltje de maat sloeg, „ik wou zeggen, juffrouw, dat een kat of een katje, dat bij u woont en niet dol is op zijn thuis, wel een ezel moet zijn, juffrouw.”

„Ja. Onder ons gezegd, juffrouw,” hernam Mr. Bumble, „dit is het groote beginsel en dat is de reden waarom, als u op enkele gevallen let, waarvan die schandelijke couranten bericht geven, u altijd zien zult, hoe een doodziek gezin bedeeld is met sneedjes kaas. Dat is nu regel, juffrouw Corney, door het heele land. Maar,” zei de bode, zijn verhaal afbrekend om zijn pakje uit te gaan pakken, „dit zijn ambtsgeheimen juffrouw, waar niet over gesproken mag worden, behalve, mag ik wel zeggen, onder beambten van de Gemeente, zooals u en ik. Hier is de portwijn juffrouw, die de Regenten voor de ziekenzaal hebben bestemd; echte, versche, onvervalschte portwijn; vanmorgen pas afgetapt, helder als kristal, zonder bezinksel!”

„Ja!” zei de Moeder, terwijl zij met haar elleboog op tafel, peinzend in het vuur staarde, „we hebben toch allemaal heel veel om dankbaar voor te zijn! Heel veel, als wij het maar wisten. O!”

„Ik houd zooveel van die beestjes, Mr. Bumble, dat weet u niet,” antwoordde de Moeder. „Ze zijn zoo gelukkig, zoo koddig en zoo vroolijk, dat 't mij een heele gezelligheid geeft.”

„Ik houd bijzonder van zoet, juffrouw,” antwoordde Mr. Bumble. Terwijl hij dit zeide, richtte hij zijn oogen op juffrouw Corney en als ooit een gemeentebode innig kon kijken, dan was Mr. Bumble op dit oogenblik die man.

„Ik heb nog nooit,” zei Mr. Bumble, „zoo iets gezien als waartoe de onbeschaamdheid van de armen nu gekomen is. Eergisteren komt een man—u bent getrouwd geweest juffrouw, dus ik kan er met u wel over spreken—een man met een half blooten rug (hier keek juffrouw Corney naar den grond) aan de deur van onzen opzichter, die juist gasten te eten had en zegt, dat hij ondersteuning noodig heeft. Omdat hij niet weg wou gaan en zijn blijven het gezelschap erg hinderde, liet onze opzichter hem een pond aardappelen en een halve kop havermeel geven. „Och God!” zegt die ondankbare schurk, „wat heb ik daaraan? U ken me net zoo goed een ijzeren kogel geven.” „Heel goed,” zegt onze opzichter en neemt 't eten weer terug, „je krijgt hier niets anders.”—„Dan sterf ik op straat,” zegt de vagebond.—„Dat zal je wel laten,” zegt onze opzichter.”

„Houdt u van zoet, Meneer Bumble?” vroeg de Moeder, met het suikerpotje in de hand.

„Hemel!” riep de Moeder op veel zachter toon, „is meneer Bumble daar?”

„Hard, juffrouw Corney,” zei Mr. Bumble, terwijl hij zijn thee omroerde en de Moeder in 't gezicht zag, „bent u hard, juffrouw Corney?”

„Hard juffrouw?” zei Mr. Bumble. „Hard?”

„Ha! Ha! die was goed! Echt iets voor mijnheer Grannet!” viel de Moeder in. „En toen, meneer Bumble?”

„Die verwenschte trekpot!” zeide de waardige matrone, terwijl zij den pot haastig op de schoorsteenplaat zette, „zoo'n akelig klein ding, waar maar twee kopjes in gaan! Daar heeft niemand wat aan! Behalve,” zeide juffrouw Corney en wachtte even—„behalve zoo'n arm verlaten schepsel als ik ben. Och hemel!”

„De wind is zoo scherp, juffrouw,” antwoordde Mr. Bumble en zette den kraag van zijn jas op, „dat je ooren bijna afgesneden worden.”

„Dat zegt u wel, juffrouw,” antwoordde de bode. „Nadeelig voor de Gemeente, zulk weer, juffrouw. We hebben vanmiddag eventjes, we hebben eventjes de kleinigheid van twintig broodjes en anderhalve kaas uitgedeeld en nog zijn de armen niet tevreden.”

„Dat is het ongelooflijkste, wat ik ooit gehoord heb,” merkte de Moeder met nadruk op. „Maar vindt u niet, dat onderstand aan menschen buiten het Huis een heel verkeerd ding is, meneer Bumble? U bent een man van ondervinding en weet er dus alles van. Nou?”

„Dan bent u een wreede man,” viel de Moeder levendig in, terwijl zij haar hand naar het kopje van den bode uitstak, „en een harde man erbij!”

„Aardige diertjes, juffrouw,” prees Mr. Bumble, „en zoo huiselijk.”

„'t Dient nergens toe, de waarheid te verzwijgen, juffrouw,” zei Mr. Bumble, terwijl hij het theelepeltje langzaam streelde met een soort verliefde waardigheid, die hem dubbel indrukwekkend maakte, „zoo'n beest zou ik zelf met pleizer verdrinken kunnen.”

Wat echter Mr. Bumble's bedoelingen ook mochten zijn, (en zij waren ongetwijfeld van de beste soort), geviel het ongelukkig zoo, zooals reeds tweemaal werd opgemerkt, dat de tafel rond was; dientengevolge begon Mr. Bumble, zijn stoel bij kleine beetjes opschuivend, den afstand tusschen hem en de Moeder te verminderen en bracht, al voortreizend langs den omtrek van den cirkel, na verloop van eenigen tijd zijn stoel dicht naast die, waarin de Moeder zat. De twee stoelen raakten elkaar aan en toen 't zoover was, verschoof Mr. Bumble zijn stoel niet meer.

Of dit gezegde op haar man sloeg of op den trekpot, is twijfelachtig. Waarschijnlijk op de laatste, want juffrouw Corney keek er naar, terwijl zij sprak en nam hem daarna in haar hand. Ze had juist een slokje uit haar eerste kopje genomen, toen zij opgeschrikt werd door een zacht tikje aan haar kamerdeur.

Mr. Bumble sloeg dadelijk zijn jaskraag weer naar beneden; legde steek en stok op een stoel, en trok een anderen stoel bij de tafel. Terwijl hij zich langzaam op den stoel neerliet, keek hij naar de dame. Zij hield haar oogen op den trekpot gericht. Mr. Bumble kuchte opnieuw en glimlachte even.

Mr. Bumble hield één van de flesschen tegen het licht, schudde ze om te laten zien hoe helder de wijn bleef, en zette toen beide flesschen op het kabinet, vouwde den zakdoek, waarin ze geweest waren op, stak hem zorgvuldig in zijn zak en nam zijn steek op als om heen te gaan.

Met deze woorden liet de Moeder zich in haar stoel vallen en opnieuw met haar elleboog op tafel geleund, dacht zij na over haar eenzaam lot. De kleine trekpot en het ééne kopje hadden treurige herinneringen in haar gewekt aan mijnheer Corney (die nog maar vijf en twintig jaar dood was), en ze smolt weg in ontroering.

Juffrouw Corney stond op om nog een kopje en schoteltje uit de kast te halen. Terwijl zij ging zitten, ontmoetten haar oogen opnieuw die van den galanten bode; zij bloosde en wijdde zich aan de taak, zijn thee in te schenken. Weer kuchte Mr. Bumble—ditmaal luider dan hij nog gekucht had.

Juffrouw Corney schudde droevig het hoofd, als beklaagde zij de armen, die dit niet wisten, om hun geestelijke blindheid; zij stak een zilveren lepeltje, (privaat-eigendom) in de diepste schuilhoeken van een twee-ons theezakje en maakte aanstalten om thee te zetten. Hoe weinig is er soms noodig om het evenwicht van onze zwakke zielen te verstoren! De zwarte trekpot, die erg klein was en dus gauw vol, liep over, terwijl juffrouw Corney aan het moraliseeren was en het water brandde lichtelijk juffrouw Corney's hand.

Hij reikte haar het kopje, zonder een woord meer te zeggen en drukte even haar pink, terwijl zij het aannam; met de open hand klopte hij tweemaal op zijn geborduurde vest, loosde een diepen zucht en schoof zijn stoel een heel klein eindje verder van het vuur af.

Het was een ronde tafel en daar Mr. Bumble en juffrouw Corney bij het vuur tegenover elkaar hadden gezeten, op kleinen afstand van elkaar, is het duidelijk, dat Mr. Bumble, door van het vuur weg te schuiven en bij de tafel te blijven, den afstand tusschen zichzelf en juffrouw Corney vergrootte, welke daad enkele voorzichtige lezers ongetwijfeld geneigd zijn te bewonderen van Mr. Bumble's zijde en als een heldhaftige daad te beschouwen; op een of andere wijze toch brachten tijd, plaats en gelegenheid hem in verzoeking, uiting te geven aan enkele teedere, nietszeggende woorden, die, hoe goed zij mogen klinken van de lippen der lichtzinnigen en leeghoofden, onmetelijk ver beneden de waardigheid schijnen van rechters, leden van het parlement, ministers van staat, burgemeesters en andere grootwaardigheidsbekleeders, maar vooral beneden den ernst en de waardigheid van een gemeentebode, die (als algemeen bekend is) de strengste en onbuigzaamste van allen behoort te zijn.

De thee was gereed en werd in stilte toegereikt. Mr. Bumble spreidde eerst een zakdoek uit over zijn knieën, om te zorgen, dat geen kruimeltje de reinheid van zijn broek zou bevlekken; toen begon hij te eten en te drinken en wisselde deze genoegens af door nu en dan een diepen zucht te slaken; deze zuchten echter hadden geen schadelijken invloed op zijn eetlust, doch schenen integendeel zijn werkzaamheden ten opzichte van de thee en het geroosterde brood te vergemakkelijken.

De dame draalde zedig met haar antwoord, omdat het misschien niet betamelijk was, met gesloten deur een gesprek te voeren met Mr. Bumble. Deze deed zijn voordeel met de aarzeling; daar hij 't zelf erg koud vond, deed hij zonder toestemming de deur dicht.

De Moeder keek van het keteltje naar den bode, die naar de deur toestapte en toen de bode kuchte, als voorteeken dat hij haar goedenavond ging wenschen, vroeg zij schuchter, of hij niet—of hij niet „een kopje thee wilde drinken?”

De Moeder betuigde haar volkomen instemming met deze goedgekozen vergelijking en de bode ging voort.

Als de Moeder haar stoel naar rechts had geschoven, zou zij gevaar hebben geloopen, door het vuur geschroeid te worden en naar links zou zij in de armen van Mr. Bumble zijn gevallen; dus (zij was zeer zedig en voorzag ongetwijfeld terstond deze gevolgen) bleef zij waar zij was en reikte Mr. Bumble een tweede kop thee.

„Goeie hemel!” riep de Moeder, „wat een gekke vraag van een man, die niet getrouwd is. Waarom wil u dat weten, Mr. Bumble?”

De bode dronk zijn thee tot den laatsten druppel uit, at een stukje geroosterd brood, sloeg de kruimels van zijn knieën, veegde zijn lippen af en gaf de Moeder doodbedaard een kus.

„Meneer Bumble!” riep de zedige dame fluisterend, want zij was zóó ontsteld, dat ze haar stem er door verloren had, „Meneer Bumble, ik ga schreeuwen!”

Mr. Bumble gaf geen antwoord, maar legde langzaam en waardig zijn arm om de taille van juffrouw Corney. Als de dame haar voornemen om te schreeuwen gestand had willen doen, zou zij natuurlijk bij deze nieuwe brutaliteit geschreeuwd hebben, doch de uitvoering werd onnoodig gemaakt door een haastigen klop op de deur; nauwelijks werd dit kloppen gehoord of Mr. Bumble sprong met groote vlugheid naar de wijnflesschen en begon ze met woedenden ijver af te stoffen, terwijl de Moeder op scherpen toon vroeg, wie er was. Het is de moeite waard, op te merken, als een merkwaardig voorbeeld, hoe de werking van een plotselinge verrassing de werking van hevige vrees op kan heffen, dat haar stem den gewonen scherpen klank terug had gekregen.

„Och juffrouw,” zei een uitgemergeld, afschuwelijk leelijk oud vrouwtje, terwijl zij haar hoofd door de deur stak, „ouwe Sally leit op het uiterste.”

„Nou, wat raakt mij dat?” vroeg de Moeder boos. „Ik kan haar niet in 't leven houden, zou 'k denken.”

„Nee, nee juffrouw,” hernam het vrouwtje, „dat kan niemand, voor haar is der geen hulp meer. Ik heb al veel menschen zien sterven, kleine kindertjes en groote sterke mannen, en ik weet best, wanneer de dood komt. Maar ze heeft iets op haar hart en als ze geen pijnen lijdt en dat gebeurt niet dikwijls, want ze heeft een harden doodsstrijd—dan zegt ze, dat ze iets te vertellen heeft dat u hooren moet. Ze kan niet rustig sterven, eer u bij haar bent geweest, juffrouw.”

Bij deze mededeeling mompelde de waardige juffrouw Corney een keur van scheldwoorden aan het adres van oude vrouwen, die zelfs niet konden sterven zonder hun meerderen last te veroorzaken; ze greep haastig een dikken shawl, wikkelde zich daarin en vroeg Mr. Bumble, te blijven tot zij terugkwam, tenzij er iets bijzonders mocht gebeuren; daarna beval zij de boodschapster, vlug te loopen, anders kon zij er wel den heelen nacht over doen om boven te komen en volgde haar hevig ontstemd de kamer uit, den heelen weg over mopperend.

De handelwijze van Mr. Bumble, toen hij alleen achterbleef, was eenigszins zonderling. Hij deed de kast open, telde de theelepeltjes, woog de suikertang op zijn hand, onderzocht nauwkeurig een zilveren melkkan om zich ervan te overtuigen, dat deze echt was en toen hij zijn nieuwsgierigheid op deze punten bevredigd had, zette hij zijn steek schuin op zijn hoofd en danste met veel waardigheid vier maal om de tafel heen. Nadat deze buitengewone vertooning was afgeloopen, zette hij zijn steek weer af, ging wijdbeens voor het vuur staan, met zijn rug er naar toe en scheen zich er ernstig in te verdiepen, een nauwkeurige inventaris van het ameublement op te maken.

1.79%
HOOFDSTUK XXIII.