De reis om de wereld in tachtig dagen在线阅读

De reis om de wereld in tachtig dagen

Txt下载

移动设备扫码阅读

Zes en Dertigste Hoofdstuk.

Waarin Phileas Fogg nog eene premie op den koop toegeeft.

Het is tijd mede te deelen, welk een omkeer in de publieke opinie in het Vereenigde Koninkrijk had plaats gehad, toen men de arrestatie van den werkelijken dief der bank had vernomen—een zekere James Strand—die den 17den December plaats had gehad.

Drie dagen vroeger was Fogg nog de schuldige, dien de inspecteur voet voor voet volgde; maar toen de dief eenmaal gearresteerd was, werd de gentleman weder de eerlijkste man ter wereld, die mathematisch zijne zonderlinge reis rondom de wereld volbracht.

“Welnu, mijne heeren,” hernam Andrew Stuart, “zoo Phileas Fogg met den trein van zeven uur drie en twintig was aangekomen, zou hij reeds hier zijn. Wij kunnen de weddenschap dus als gewonnen beschouwen.”

“Wanneer is de laatste trein uit Liverpool aangekomen?” vroeg Thomas Flanagan.

“Veertien minuten over half negen!” zeide John Sulivan, met een stem, waarin zekere ontroering hoorbaar was.

“Ten zeven uur drie en twintig minuten,” antwoordde Gauthier Ralph, “en de volgende trein komt eerst tien minuten over twaalven aan.”

“Nog vijf minuten,” riep Andrew Stuart.

“Mijne heeren, binnen twintig minuten zal de termijn, tusschen Phileas Fogg en ons bepaald, verstreken zijn.”

“Laten wij nog geen uitspraak doen,” antwoordde Samuel Fallentin. “Gij weet dat onze collega zeer zonderling is. Zijne nauwkeurigheid is overal bekend. Hij komt nooit te laat, noch te vroeg. Zoo hij hier nog op het laatste oogenblik verscheen, zou het mij niet verwonderen.”

“Inderdaad,” hernam Thomas Flanagan, “het plan van den heer Fogg was onzinnig. Hoe stipt hij ook moge zijn, hij kon de onvermijdelijke hinderpalen niet outwijken en een oponthoud van twee of drie dagen moest zijn geheele reis in duigen doen vallen.”

“Ik zou mijn vijfde gedeelte van de twintig duizend niet willen geven,” zeide Andrew Stuart, zich nederzettende, “al bood men er drie duizend negen honderd en negentig pond voor.”

“Hij heeft verloren, mijne heeren,” hernam Andrew Stuart, “hij heeft het honderdmaal verloren! Gij weet bovendien dat de China—de eenige mailboot van New-York, die hij kon nemen om op den bepaalden tijd te Liverpool te zijn—gisteren is binnengeloopen. En ziedaar de lijst der passagiers, door de Shipping-Gazette medegedeeld; de naam van Phileas Fogg staat er niet op. Zelfs al namen wij de gunstigste kansen aan, dan is onze collega op dit uur nauwelijks in Amerika. Ik reken dat hij minstens twintig dagen ten achter is, en de oude lord Albemarle heeft ook zijn vijf duizend pond verloren.”

“En ik,” hernam Andrew Stuart, die altijd zeer zenuwachtig was, “ik zou het niet gelooven al zag ik het.”

“Dertien minuten over half negen,” zeide Thomas Flanagan, de kaarten coupeerende, die Gauthier Ralph hem toeschoof. Daarop volgde een oogenblik stilte. In de groote zaal der club hoorde men geen geluid. Maar buiten klonk het geraas der menigte, die somtijds luide kreten uitte. De slinger van de klok gaf elke seconde aan. Ieder speler telde onwillekeurig de slingeringen.

“Dat is wel waarschijnlijk,” antwoordde Gauthier Ralph. “Wij behoeven slechts den wissel van Phileas Fogg op de gebroeders Baring af te geven.”

“Bovendien moeten wij niet vergeten,” voegde John Sulivan er bij, “dat wij niets van onzen collega vernomen hebben: toch ontbreekt de opgave der telegrafen niet in zijn reisboek.”

Wij zullen de spanning niet schetsen, waarin ieder Engelschman gedurende die drie dagen verkeerde. Men zond telegrammen naar Amerika en Azië, om maar iets van Fogg te weten te komen. Men ging 's morgens en 's avonds het huis in Saville-Row eens opnemen. Niets. De politie wist ook niet wat er van den inspecteur Fix geworden was, die zoo ongelukkig een verkeerd spoor had gevolgd. Dit verhinderde niet, dat men nieuwe weddenschappen op nog grootere schaal aanging. Phileas Fogg deelde het lot van het paard, dat aan de laatste barrière is genaderd. Men taxeerde hem niet meer op honderd, maar op twintig, op tien, ja op vijf; alleen de lamme lord Albemarle hield zijne actiën op pari.

Welk een indruk maakte dit, en welk een ophef in de couranten! Allen die voor of tegen gewed hadden, of de geheele zaak reeds hadden vergeten, werden als door een tooverroede wakker geschud. Alle overeenkomsten werden weder geldig. Alle verbintenissen herleefden weer. Alle weddenschappen kregen nieuwe kracht, en de Phileas Fogg-actiën rezen.

Op het oogenblik dat de klok der groote zaal vijf minuten vóor half negen aanwees, stond Andrew Stuart op en zeide:

Op dit oogenblik wees de klok tien minuten over half negen.

Op de zeven en vijftigste seconde werd de deur geopend en de slinger had de zestigste seconde nog niet aangegeven, toen Phileas Fogg verscheen, gevolgd door een opgewonden menigte, die den ingang der club was binnengedrongen. Op zijn kalmen toon, zeide hij:

Op de vijf en vijftigste hoorde men buiten iets als een onweersbui, handgeklap, hoezee's en zelfs verwenschingen, die zich al verder voortplantten.

Op de veertigste seconde niets. Op de vijftigste seconde nog niets!

Nog één minuut, en de weddenschap was gewonnen. Andrew Stuart en zijn collega's speelden niet meer. Zij hadden de kaarten neergelegd.

Dien zaterdagavond was er dan ook een groote menigte naar Pall-Mall en in de naburige straten gestroomd. Men zou gemeend hebben, dat hier alle beursmannen waren samengekomen, en onafgebroken voor de deuren der Reform-club stand hielden. De passage was gestremd; men riep den koers van “Phileas Foggs” af, alsof het engelsche fondsen waren. De politie-agenten hadden zeer veel moeite om het volk in bedwang te houden, en naarmate het uur naderde waarop Fogg moest aankomen, nam de opgewondenheid met onbeschrijfelijke snelheid toe.

Dien avond waren de vijf partners van den gentleman sedert zeven uur in de groote zaal van de Reform-club bijeen. De twee bankiers, John Sullivan en Samuel Fallentin, de ingenieur Andrew Stuart, Gauthier Ralph, administrateur der Bank, de brouwer Thomas Flanagan, allen zagen zijne komst met belangstelling tegemoet.

De wijzer wees op dit oogenblik twaalf minuten over half negen.

De vijf spelers stonden op.

De vijf medespelers van den gentleman in de Reform-club brachten deze drie dagen in zekere onrust door. Die Phileas Fogg, dien zij allen vergeten hadden, verscheen onverwachts weder voor hunne oogen! Waar was hij nu? Den l7den December, den dag waarop James Strand te Edinburg gearresteerd werd, was het zes en zeventig dagen geleden, dat Fogg vertrokken was en men had nog niets van hem vernomen. Had hij den strijd opgegeven of vervolgde hij zijn weg volgens het overeengekomen reisplan? Zou hij zaterdag den 21sten December 's avonds ten kwart voor negenen als de geest der nauwgezetheid op den drempel der Reform-club verschijnen ?

De vijf leden der Reform-club zagen elkander aan. Men kan licht begrijpen dat hun hart een weinig sneller klopte, want zelfs voor goede spelers was het een hoog spel. Zij wilden er echter niets van laten bemerken, en op voorstel van Samuel Fallentin namen zij plaats aan de speeltafel.

De spelers hadden de kaarten opgenomen, maar ieder oogenblik keken zij op de klok. Hoe zeker ze ook waren, nooit had een minuut hen zoo lang geduurd.

“Mijne heeren, hier ben ik.”

1.71%
Zes en Dertigste Hoofdstuk.