De reis om de wereld in tachtig dagen在线阅读

De reis om de wereld in tachtig dagen

Txt下载

移动设备扫码阅读

Twee en Dertigste Hoofdstuk.

Waarin Phileas Fogg een directen strijd voert tegen het noodlot.

De China scheen bij haar vertrek tevens Fogg's laatste hoop medegenomen te hebben.

Geen der mailbooten toch die rechtstreeks dienst doen tusschen Amerika en Europa, noch de Fransche mailbooten, noch de stoombooten van de Witte-Ster-lijn, noch die van de Compagnie Inman, of de Hamburgsche lijn konden den gentleman in zijn plannen dienen.

“Wilt gij mij en drie andere passagiers naar Liverpool brengen?” vroeg Fogg.

“Wij zullen morgen overleggen. Kom mede.”

“Welnu, wilt gij mij naar Bordeaux brengen?”

“Waarom niet liever naar China?”

“Uw schip loopt goed?”

“Tusschen de elf en twaalf knoopen. De Henrietta is goed bekend.”

“Tot elken prijs?”

“Tot elken prijs.”

“Per persoon?”

“Over een uur.”

“Neen?”

“Neen.”

“Neen.”

“Neen.”

“Neen. Ik ben uitgeklaard voor Bordeaux, en ik ga naar Bordeaux.”

“Neen, al betaaldet gij 200 dollars.”

“Maar de reeders van de Henrietta....” hernam Phileas Fogg.

“Ik zeg Liverpool.”

“Ik koop het.”

“Ik huur het van u.”

“Ik bied er u twee duizend.”

“Ik ben Phileas Fogg, uit Londen.”

“Hebt gij passagiers?”

“Gij zijt de kapitein?” vroeg Fogg.

“Gij gaat vertrekken?”

“Gij gaat naar...?”

“Geen passagiers. Nooit passagiers. Redeneerende en in den weg loopende lading.”

“En uw lading?”

“En ik Andrew Speedy, uit Cardiff.”

“De reeders—ben ik,” antwoordde de kapitein, “het schip behoort mij toe.”

“Dat ben ik.”

“Bordeaux.”

“Alleen ballast, geen lading. Ik ga vracht halen.”

Toch moest er een middel worden gevonden om de Atlantische zee over te steken met een schip—tenzij men dit niet met een luchtballon wilde doen, wat zeer gewaagd was en waartoe bovendien thans geen gelegenheid bestond.

Phileas Fogg fronste zelfs het voorhoofd niet. Nochtans was de toestand zeer ernstig. Te New-York was het niet als te Hong-Kong en de kapitein van de Henrietta was een gansch ander man dan de patroon van de Tankadère. Tot dus verre had Fogg alle hinderpalen met geld weten te overwinnen. Thans leed ook dit middel schipbreuk.

Hij was een man van omstreeks vijftig jaar, een echte zeerob, met groote oogen, verbrand gelaat, rood haar en een ruw voorkomen. Hij had niets van een beschaafd man.

Hij begaf zich naar de oevers van den Hudson en onder de schepen, die voor anker lagen op de kade of op stroom, zocht hij nauwkeurig diegenen uit, welke op het punt waren te vertrekken. Vele schepen hadden reeds hunne bestemming en waren klaar om met den vloed in zee te steken, want in deze groote en bewonderenswaardige haven van New-York gaat er geen dag om, dat er geen honderd schepen naar alle deelen van de wereld vertrekken. Maar de meesten waren zeilschepen en konden dus Fogg niet dienen voor zijne plannen.

Het scheen intusschen dat Fogg een idee had, want hij zeide tot den kapitein:

Fogg, Aouda, Fix en Passepartout trokken den Hudson weder over en stegen in een rijtuig, dat hen naar het Sint-Nikolaas-hotel in Broadway bracht. Eenige kamers werden daar ter hunner beschikking gesteld, en de nacht ging voor Fogg spoedig voorbij, daar hij zeer gerust sliep, maar hij duurde voor Aouda en de andere reizigers lang, omdat hunne gejaagdheid hun niet toeliet te rusten.

Fogg verliet zijn hotel alleen, na aan zijn knecht bevolen te hebben te wachten en mevrouw Aouda te verzoeken zich gereed te maken.

Fogg deed hem nochtans geen enkel verwijt, de aanlegplaats van de fransche mailboot verlatende, zeide hij slechts:

Den anderen dag zou het den 12den December zijn. Van den 12den 's morgens zeven ure tot den 21sten 's avonds kwart voor negenen was negen dagen, dertien uren en vijf en veertig minuten. Zoo Fogg dus den vorigen dag met de China vertrokken ware, een der beste stoomschepen van de Cunard-lijn, zou hij te Liverpool en te Londen op den bepaalden tijd zijn aangekomen.

De laatste poging van den gentleman scheen dus te mislukken, toen hij vóor de batterij een scherp gebouwd stoomschip voor anker zag liggen, dat zich gereed maakte om te vertrekken. Phileas Fogg riep een bootje aan, sprong er in en bereikte met een paar slagen de scheepstrap der Henrietta. De kapitein van de Henrietta was aan boord. Fogg klom op het dek en vroeg naar den kapitein. Deze kwam dadelijk te voorschijn.

De kapitein had gesproken op een toon, die geen tegenspraak gedoogde.

De Pereire van den franschen maildienst vertrok eerst twee dagen later; bovendien voer zij niet rechtstreeks naar Liverpool of Londen, maar naar Havre, en de reis van daar naar Southampton zou de laatste kansen van Fogg hebben verijdeld. Aan de booten van Inman viel niet te denken. Deze zijn vooral ingericht voor landverhuizers; hare machines zijn zwak, zij gebruiken evenveel zeil als stoom en hare snelheid is dan ook zeer middelmatig. Voor de overvaart van New-York naar Engeland zouden zij meer tijd verreizen dan Phileas Fogg noodig had om zijne weddenschap te winnen.

Al deze mededeelingen vond de gentleman in zijne Bradshaw. Passepartout was verpletterd: die vijf en veertig minuten welke men te laat was gekomen om de mailboot te halen, maakten hem diep rampzalig. Zijne schuld was het, de zijne alleen, daar hij, in plaats van zijn meester te helpen, voortdurend hinderpalen op diens weg had opgehoopt. En wanneer hij in zijn geest alle bijzonderheden van de reis terug zag, wanneer hij dacht aan het louter weggeworpen geld dat alleen ten zijnen behoeve noodig was geweest; wanneer hij daarbij overwoog, dat die ontzaglijke weddenschap, nog vermeerderd met de aanzienlijke kosten van de reis, die nu noodeloos was geworden, den heer Fogg geheel ruïneerde, dan verwenschte hij zich zelven.

“Per persoon.”

“En gij zijt met u vieren?”

“Met ons vieren.”

Kapitein Speedy krabde zich het oor, zoodat hij er bijna het vel afhaalde.

Acht duizend dollars te verdienen zonder zijn koers te veranderen, dat was wel de moeite waard om zijn tegenzin voor passagiers te overwinnen. Passagiers tegen twee duizend dollars het stuk, dat zijn geen passagiers meer; dat is eene kostbare lading.

“Ik vertrek ten negen ure,” zeide kapitein Speetly droog. “Zijt gij dan met de uwen hier?”

“Wij zullen ten negen ure aan boord zijn,” antwoordde Fogg even kortaf.

Het was half negen. De Henrietta te verlaten, zich in een rijtuig te zetten, naar het Sint-Nicolaas-hotel te rijden, terug te keeren met Aouda, Passepartout en den onafscheidelijken Fix, aan wien hij welwillend eene plaats aanbood, dit alles deed hij weder met de kalmte, die hem geen oogenblik verliet.

Toen de Henrietta de haven verliet waren zij alle vier aan boord.

Toen Passepartout vernam wat deze overtocht aan zijn meester kosten zou, uitte hij een van de gerekte O's, die den geheelen toonladder doorliepen.

Wat den inspecteur Fix betreft, deze zeide bij zich zelven dat in elk geval de engelsche bank niet zonder schade er af zou komen. Immers wanneer men aannam dat Fogg nog niet eenige zakken guinjes over boord wierp, dan zou er meer dan acht duizend pond aan den zak met banknoten ontbreken.

1.63%
Twee en Dertigste Hoofdstuk.