De reis om de wereld in tachtig dagen在线阅读

De reis om de wereld in tachtig dagen

Txt下载

移动设备扫码阅读

Negen en Twintigste Hoofdstuk.

Waarin de verschillende ongelukken verhaald worden, die men op een spoorweg der Vereenigde Staten ontmoeten kan.

Denzelfden avond vervolgde de trein zonder eenigen hinderpaal zijn weg, reed het fort Sanders voorbij, trok door den bergpas van Cheyenne en kwam aan dien van Evans aan. In deze streek bereikte de spoorweg zijn hoogste punt; het was acht duizend een en negentig voet boven de oppervlakte van den oceaan. De reizigers behoefden slechts tot de Atlantische zee te sporen over die onbegrensde vlakte, welke door de natuur tot een effen veld is gemaakt.

Daar was de groote zijtak naar Denver-city, de voornaamste stad van Colorado. Dit grondgebied is rijk aan goud- en zilvermijnen en meer dan vijftig duizend bewoners hebben zich hier reeds gevestigd.

“Zoo, zijt gij het, mijnheer de Engelschman!” riep kolonel Proctor, “zijt gij het, die schoppen wilde spelen!”

“Wilt gij mij binnen zes maanden rendez-vous geven?”

“Wij zijn twintig minuten ten achter en de trein staat niet stil.”

“Wie weet, mijnheer,” antwoordde Fogg, en hij keerde naar zijn waggon terug. De trein zette zich oogenblikkelijk in beweging.

“Welnu, ik verkies dan dat het ruiten zal zijn,” hernam de kolonel driftig.

“Wel, wat gaat mij dat aan?” antwoordde kolonel Proctor.

“Wanneer, en waar gij wilt,” antwoordde de Amerikaan, “en met het wapen van uwe keus.”

“Waarom geen zes jaar?”

“Waarlijk!”

“Uitvluchten, anders niet!” riep Proctor. “Nu of nooit.”

“Neen.”

“Neen.”

“Neen,” antwoordde Fogg.

“Naar Omaha?”

“Naar Chicago?”

“Misschien zou ik een ander beter verstaan,” zeide Fogg opstaande.

“Mijnheer,” zeide Fogg tot zijn tegenpartij, “ik heb zeer veel haast om naar Europa terug te keeren, en een oponthoud zou aan mijne belangen veel nadeel veroorzaken.”

“Mijnheer,” vervolgde Fogg, “na onze ontmoeting te San-Francisco was ik voornemens u weder in Amerika op te zoeken, nadat ik mijne zaken in Europa had afgehandeld.”

“Mijnheer Fix,” zeide Fogg, “ik vraag u verschooning, maar dit gaat mij alleen aan. Bewerende dat ik ongelijk had toen ik schoppen speelde, heeft de kolonel mij opnieuw beleedigd, en hij zal er mij voldoening voor geven.”

“Men stapt niet uit, heeren.”

“Maar ik moet met mijnheer vechten.”

“Kan het u schelen? Kent gij Plum-Creek?”

“Ik zou ruiten spelen.”

“Ik zeg zes maanden,” antwoordde Fogg beleefd, “en ik zal zorgen op het rendez-vous te zijn.”

“Het staat aan u, om er de proef van te nemen, zoon van John Bull,” antwoordde de ruwe kolonel.

“Goed,” zeide Fogg. “Ik zal te Plum-Creek uitstappen.”

“Goed,” antwoordde Fogg. “Gij gaat naar New-York?”

“Gij verstaat niets van het spel.”

“Gij vergeet, mijnheer, dat ik het ben, met wien gij te doen hebt; ik ben het, dien gij niet alleen beleedigd, maar geslagen hebt.”

“En waarom niet?” vroeg Proctor.

“En ik geloof zelfs dat gij er blijven zult,” voegde de Amerikaan er bij met de grootste onbeschaamdheid.

“En die ze ook speelt,” antwoordde Fogg kalm, een tien van deze kleur nederleggende.

“Dat is het eerstvolgende station. De trein zal er binnen een uur zijn. Hij zal er tien minuten ophouden. In tien minuten kunnen wij eenige geweerschoten wisselen.”

Ten acht ure in den morgen had men het fort Mac Pherson achter den rug. Drie honderd zeven en vijftig mijlen scheiden dit punt van Omaha. De spoortrein volgde langs den linker oever de grillige bochten van den zuidelijken tak der Platte-rivier. Ten negen ure kwam men aan de belangrijke stad North-Platte, gebouwd tusschen de beide armen van den grooten stroom, die zich in de nabijheid der stad met elkaar vereenigen en dan slechts één bedding hebben. Deze groote stroom, waarin vele rivieren uitmonden, vereenigt zich met de Missouri, een weinig ten zuiden van Omaha.

Te elf ure kondigde het fluitje aan, dat men te Plum-Creek was aangekomen. Fogg stond op en gevolgd door Fix, begaf hij zich op de brug. Passepartout vergezelde hen met een paar revolvers. Aouda bleef zitten, bleek als een doode.

Op dit oogenblik werd het andere portier van den waggon geopend, en de kolonel Proctor verscheen ook op de brug, gevolgd van zijn getuige, een Yankee van zijn stempel. Maar terzelfder tijd, toen de twee partijen uit wilden stappen, kwam een conducteur aanloopen, roepende:

Op dat oogenblik had men van San-Francisco af dertien honderd twee en tachtig mijlen in drie nachten en drie dagen afgelegd. In vier nachten en vier dagen moest men New-York bereikt hebben. Phileas Fogg was dus in overeenstemming met de uren van zijn reglement.

Men was den honderd en eersten meridiaan gepasseerd.

Hier werd den 25sten October 1877 de Union-Pacific-Road ingewijd, waarvan de hoofd-ingenieur generaal J.M. Dodge was. Daar stonden toen de twee groote locomotieven stil, met zich voerende negen waggons met genoodigden. Onder hen was ook de vice-president Thomas C. Durant; daar hoorde men de toejuichingen van duizenden; daar gaven de Sioux en de Pawnies een voorstelling van een kleinen indiaanschen oorlog; daar werd het vuurwerk afgestoken; daar eindelijk verscheen door middel van een draagbare drukpers het eerste nummer van den Railway-Pioneer. Op deze wijze werd de inwijding van den grooten spoorweg gevierd, die het middel is tot vooruitgang en beschaving, dwars door de woestijn aangelegd en bestemd om de gemeenschap te vormen tusschen de woestijn en steden, die nog niet bestonden. De fluit der locomotief, nog luider dan de lier van Amphion, zou ze weldra uit den amerikaanschen bodem doen verrijzen.

Gedurende den nacht liet men het kamp van Walbah links liggen. De Lodgepole-Creek liep met den weg evenwijdig en volgde de rechtlijnige grens, die de scheiding uitmaakt tusschen Wyoming (het oude Dakota) en Colorado. Ten elf ure trok men Nebraska door en ging dicht langs Sedgwick, hield even te Julesburgh op, dat aan den zuidelijken tak van de Platte-rivier ligt.

Fogg, Aouda en Fix keken op. Kolonel Proctor was bij hen. Stamp Proctor en Phileas Fogg herkenden elkander terstond.

Fogg en zijne medespelers hadden het spel hervat. Geen van allen beklaagden zich over den langen weg. Zelfs niet de blinde. Fix had eenige guinjes gewonnen, die hij weer op het punt was van te verliezen, maar hij toonde zich niet minder hartstochtelijk dan Fogg. Gedurende dezen ochtend waren de kansen dezen gentleman zeer gunstig. De troeven en de honneurs regenden in zijne hand. Op een zeker oogenblik, toen hij een fijn berekende methode toepaste en schoppen wilde spelen, hoorde hij eene stem achter zich zeggen:

En hij maakte een gebaar om de gespeelde kaart op te nemen, er bijvoegende:

Daar begon de gentleman Aouda gerust te stellen, door de opmerking dat de bluffers nooit te vreezen waren. Toen verzocht hij Fix om getuige te wezen bij het duel dat zou plaats hebben. Fix kon niet weigeren, en Fogg begon weer even kalm zijn gestoord spel, en speelde schoppen met de meest mogelijke koelheid en het beste resultaat.

Aouda was bleek geworden. Haar bloed stolde in hare aderen. Zij had Fogg's arm gevat, die haar zachtjes terug stootte. Passepartout was bereid om zich op den Amerikaan te werpen, die zijn tegenpartij met het meest uittartende gezicht aanzag. Maar Fix was opgestaan en ging naar Proctor met de woorden:

Aouda beproefde te vergeefs Fogg terug te houden. De inspecteur wendde alles aan, maar zijne pogingen om den twist op hem te doen overgaan, bleven zonder gevolg. Passepartout wilde den kolonel uit het portier werpen, maar een teeken van zijn meester weerhield hem. Fogg verliet den waggon en de Amerikaan volgde hem op de brug.

“Het spijt mij,” antwoordde de conducteur, “maar wij vertrekken terstond. Hoor, daar luidt de bel reeds!”

De bel luidde inderdaad, en de trein zette zich oogenblikkelijk in beweging.

“Het spijt mij waarlijk,” herhaalde de conducteur. “In elk ander geval had ik u kunnen helpen. Maar waarom zoudt gij, daar gij den tijd niet hebt gehad hier te vechten, die zaak onder weg niet kunnen afdoen.

“Dat zal mijnheer misschien niet naar den zin zijn!” zeide Proctor met een spottend gezicht.

“Dat is zeer naar mijn zin,” antwoordde Fogg.

“Wij zijn bepaald in Amerika,” dacht Passepartout, “en de conducteur is een volmaakt gentleman—in zijn land.”

Met deze woorden volgde hij zijn meester.

De twee partijen, gevolgd door hunne getuigen en voorafgegaan door den conducteur, stapten van den eenen waggon in den anderen en bereikten eindelijk het achterste gedeelte van den trein. Deze laatste waggon was slechts door een tiental reizigers bezet. De conducteur vroeg hun of zij wel voor eenige minuten de plaats voor deze heeren wilden inruimen, die een zaak van eer hadden te behandelen.

“Wel waarom niet! De reizigers waren zelfs zeer gelukkig aan de twee heeren genoegen te doen, en zij begaven zich op de brug.

De waggon had een lengte van vijftig voet en was zeer goed voor deze zaak ingericht.

De partijen konden op elkander aanvallen tusschen de banken door, zich verschansen en zoo elkander doodschieten. Nooit was er een duel gemakkelijker te regelen geweest. Fogg en Proctor, beiden van twee revolvers met zes loopen voorzien, stapten in den waggon. Hunne getuigen, die buiten waren gebleven, sloten deze dicht. Op het eerste fluiten der locomotief moesten zij beginnen. Nadat het twee minuten geduurd had zou er uit den waggon worden gehaald wat er van de twee heeren zou zijn overgebleven.

Waarlijk er was niets eenvoudiger dan dit. Het was zelfs zoo eenvoudig dat Fix en Passepartout hun hart hoorden kloppen, alsof het bersten zou.

Men wachtte het afgesproken sein, toen men eensklaps wilde kreten hoorde, die met geweerschoten gepaard gingen; maar deze kwamen niet uit den waggon, waarin de reizigers waren.

De trein werd aangevallen door een bende Sioux. Het schieten strekte zich uit langs den geheelen trein en uit alle wagens hoorde men schreeuwen en kermen.

Kolonel Proctor en Fogg, met hunne revolvers in de hand, traden naar buiten en snelden naar de voorste wagens waar het meest geschreeuwd en geschoten werd.

Zij hadden begrepen dat de trein werd aangevallen door een bende Sioux.

Deze stoutmoedige Indianen bedreven niet hun eerste heldenfeit; meermalen reeds hadden zij de treinen aangerand. Volgens hunne gewoonte wachtten zij niet tot de locomotief stil stond, maar sprongen op de treden, en honderden van hen wierpen zich dan in de waggons evenals een clown van een rennend paard springt. Deze Sioux waren allen met geweren gewapend. Vandaar de geweerschoten, die door de reizigers, welke bijna allen revolvers hadden, beantwoord werden. Het allereerst hadden de Indianen zich op de locomotief geworpen. De machinist en de stoker waren half vermoord door de stokken met looden knoppen. Een der opperhoofden van de Sioux wilde den trein doen ophouden, maar daar hij niet wist hoe hij de kruk der machine moest draaien, had hij de stoomkraan wijd geopend in plaats van haar te sluiten, zoodat de trein met duizelingwekkende vaart voortrende. Te gelijkertijd hadden de Sioux de waggons vermeesterd; zij liepen als woedende apen over de imperialen, trapten de portieren in en streden man tegen man met de reizigers. Naast de bagagewagens, die zij hadden opengebroken en geplunderd, lagen de kisten en koffers op den weg verspreid. Het schreeuwen en schieten duurde voort.

De reizigers verdedigden zich intusschen moedig. Eenige wagens waren gebarricadeerd en stonden een beleg uit, als beweegbare forten, die vooruit gingen met een snelheid van honderd mijlen in een uur.

Van den eersten aanval af, had Aouda zich kloek gedragen. Met de revolver in de hand, verdedigde zij zich heldhaftig, door gebroken glasruiten schietende, zoo vaak de een of andere wilde zich vertoonde. Een twintigtal doodelijk getroffen Sioux, die op den weg gevallen waren, werden door de wielen van de waggons verpletterd als wormen, evenzoo zij, die op de rails onder de loopbrug waren uitgegleden.

Verscheidene reizigers, zwaar gewond door de kogels of stokken, lagen op de banken.

Er moest een einde aan komen. De strijd duurde reeds tien minuten en kon niet dan ten voordeele van de Sioux afloopen. Het station van het fort Kearney was nog slechts twee mijlen verwijderd. Daar was een amerikaansche post, maar zoo men dien post gepasseerd was, welke tusschen Kearney en het eerstvolgende station lag, dan zouden de Sioux meester van den trein zijn. De conducteur streed aan Fogg's zijde, maar een kogel deed hem ineen zinken. Terwijl hij viel, riep deze man:

“Wij zijn verloren, zoo de trein niet binnen vijf minuten stil staat.”

“Hij zal stil staan,” zeide Fogg, die uit den waggon wilde springen.

“Blijf, mijnheer,” riep Passepartout, “dat is mijn zaak.”

Fogg had den tijd niet zijn moedigen knecht tegen te houden, die, zonder door de Indianen gezien te worden een portier opende en tusschen de waggons doorgleed. En toen, terwijl de strijd nog altijd voortduurde, en de kogels hem om de ooren floten, kreeg hij zijn handigheid en lenigheid van clown terug, kroop onder de waggons door, zich nu eens vasthoudende aan de assen, dan zich klemmende aan de boomen, elken haak en uitstekende punt grijpende, en zoo bereikte hij, dank zij zijne bewonderenswaardige vlugheid, het voorste gedeelte van den trein, zonder dat iemand hem gezien had of had kunnen zien. Daar, tusschen den goederenwagen en den tender hangende, haakte hij de ketting los, schroefde toen, niet dan met veel moeite de haken uit en de trein, welke nu los was, bleef langzamerhand achter, terwijl de locomotief met een ongeloofelijke snelheid voortging.

Zijne eens verkregen snelheid volgende, reed de trein nog eenige minuten door, maar daar men inwendig het remtoestel deed werken, hield hij eindelijk, op honderd passen afstand van het station Kearney, stil.

Daar kwamen de soldaten van het fort, gewaarschuwd door de geweerschoten, in allerijl aansnellen. De Sioux hadden hen niet verwacht en nog vóor de trein geheel stilstond, was de gansche bende verdwenen.

Maar toen de reizigers elkander aan het station telden, bemerkten zij dat er verscheidenen ontbraken en onder hen was ook de moedige Franschman, door wiens kloeke daad men gered was.

3.29%
Negen en Twintigste Hoofdstuk.