De reis om de wereld in tachtig dagen在线阅读

De reis om de wereld in tachtig dagen

Txt下载

移动设备扫码阅读

Acht en Twintigste Hoofdstuk.

Waar Passepartout er maar niet in slagen kan de taal van het gezond verstand ingang te doen vinden.

Toen de trein Great-Salt-Lake en Ogden verlaten had, volgde hij een uur lang eene noordelijke richting tot aan de Weber-Rivier; na San-Francisco had hij ongeveer negen honderd mijlen afgelegd. Van dit punt af nam hij zijne westelijke richting weder aan door het gebergte Wahsatch. Het is in dit gedeelte van het grondgebied, begrepen tusschen deze bergen en het eigenlijk Rotsgebergte dat de amerikaansche ingenieurs met de grootste moeielijkheden te kampen hadden. Daarom heeft het gouvernement der Vereenigde Staten in dit bergachtige gedeelte een subsidie moeten toestaan van acht en veertig duizend dollars per mijl, terwijl het slechts zestien duizend dollars voor den weg op de vlakte gaf: maar de ingenieurs hadden, zooals reeds vermeld is, de natuur geen geweld aangedaan; zij hebben haar verschalkt, de moeielijkheden vermeden, en om het meer te bereiken hebben zij een langen tunnel van veertien duizend voet door den berg geboord. Aan het Zoutmeer zelf heeft de lijn haar hoogste toppunt bereikt. Van dit punt af beschrijft het profiel een zeer lange bocht, die tot de vallei van Bitter-Creek daalt om dan te stijgen tot het punt, waar de Atlantic- en de Pacific-baan aaneensluiten. De rivieren waren talrijk in deze rotsachtige landstreek. Men moest over houten bruggen de Muddy, de Green en andere stroomen passeeren.

Passepartout, die, naarmate hij zijn doel naderde, ongeduldig werd, had wel gewild dat deze bezwaren achter den rug waren. Hij vreesde voor een oponthoud; hij duchtte altijd eenig ongeluk en zijn ongeduld stak zonderling af bij de kalmte van zijn meester. Ook Fix, zijnerzijds, verlangde zeer dat men deze moeielijke streek achter den rug had. Hij was bang voor vertraging en vreesde voor ongevallen; hij was nog begeeriger dan Fogg zelf om den voet op engelschen bodem te zetten.

“én kan men deze rivier met een boot oversteken?” vroeg de kolonel.

“Zoudt gij waarlijk voor hem willen vechten?”

“Zooals gij wilt, mijnheer,” zeide Fogg, blijde dat hij zijn geliefkoosd spel weder kon opvatten, zelfs in een spoortrein.

“Zes uur!” riep Passepartout.

“Zeg eens,” riep kolonel Proctor, “wij hebben toch geen plan om hier in de sneeuw wortel te schieten.”

“Wat gaat de tijd langzaam op een spoorweg voorbij, mijnheer.”

“Onmogelijk. De kreek is door den regen gezwollen. Het is een waterval en wij zouden dus genoodzaakt zijn een omweg van tien mijlen noordwaarts te maken om eene doorwaadbare plaats te vinden.”

“Ongetwijfeld,” antwoordde de conducteur. “Ook hebben wij dezen tijd wel noodig om te voet naar het station te gaan.”

“O, de kaarten zouden wij wel kunnen koopen. Men verkoopt van alles in een amerikaanschen spoortrein. Wat de medespelers betreft, misschien zou mevrouw wel....”

“Nu,” dacht Passepartout, “zullen wij hem wel binnen houden. Hij zal zich niet verroeren!”

“Mijnheer Fix,” hernam Aouda, “mijnheer Fogg zal aan niemand de taak overlaten om hem te wreken. Hij is man, en hij heeft zijn woord gegeven om naar Amerika weder te keeren, ten einde den beleediger te vinden. Zoo hij dus kolonel Proctor bespeurt, kunnen wij eene ontmoeting niet verhinderen, die misschien betreurenswaardige gevolgen zou kunnen hebben. Wij moeten daarom zorgen dat hij hem niet ziet.”

“Men kan er onmogelijk over. De brug van Medicine-Bow is gebroken en zou het gewicht van den trein niet kunnen dragen.”

“Maar het is maar een mijl hier van daan,” merkte een der reizigers op.

“Kolonel,” antwoordde de conducteur, “men heeft naar het station Omaha geseind om een trein, maar het is niet waarschijnlijk dat deze te Medicine-Bow vóor zes uur aankomt.

“Ja,” antwoordde Fogg, “maar dat zou hier moeielijk gaan, want ik heb kaarten noch medespelers.”

“Ja, een mijl, maar aan den anderen kant der rivier.”

“Ja zeker, mijnheer, ik whist ook,” antwoordde de jonge vrouw. “Dat maakt een deel uit van eene engelsche opvoeding.”

“Is die Proctor in den trein!” riep Fix uit. “Welnu, mevrouw, stel u gerust: vóor dat hij het mijnheer Fogg lastig maakt, zal hij met mij te doen hebben. Ik meen toch dat in deze geheele zaak ik het ben, die het grofst beleedigd werd.”

“Inderdaad, maar hij gaat toch voorbij.”

“Ik zal alle mogelijke moeite doen om hem levend in Europa te brengen,” antwoordde Fix op een toon, die van onwrikbare kalmte getuigde. Passepartout voelde eene trilling in zijn aderen; maar zijn eenmaal gevestigde overtuiging ten opzichte van zijn reisgezel verzwakte er niet door.

“Hoe komt mijn meester er ook toe om in den winter te gaan reizen?” zeide hij. “Kon hij den zomer niet afwachten? dan zouden zijne kansen beter zijn geweest!”

“Gij hebt gelijk, mevrouw,” antwoordde Fix, “zulk eene ontmoeting zou alles in duigen kunnen doen storten. Overwinnaar of overwonnen, mijnheer Fogg zou toch te laat komen, en....”

“Ga eens zien wat er gebeurt.” Passepartout sprong uit den waggon. Een veertigtal reizigers hadden den hunne reeds verlater en onder hen was ook kolonel Stamp Proctor.

“En,” voegde Passepartout er bij, “dat zou juist zijn wat de heeren der Reform-club hopen. Binnen vier dagen zullen wij te New-York zijn. Welnu, zoo mijn meester in die vier dagen zijn waggon niet verlaat, dan kunnen wij hopen dat het toeval hem niet tegenover den verwenschten Amerikaan zal brengen! Wij moeten dus een middel vinden om dit te voorkomen.”

“En ik,” zeide Fix, “ik beweer het ook vrij wel te kennen. Welnu, wij zijn met ons drieën, dus spelen wij met een blinde.”

“En ik zal er ook wel voor zorgen, al was hij driemaal kolonel,” zeide Passepartout.

“Aan boord der mailboot was het altijd uwe gewoonte een partijtje te whisten.”

Toen de trein zich weder in beweging zette, en Fogg ingeslapen was, maakte Aouda van het oogenblik gebruik om Fix en Passepartout met den toestand bekend te maken.

Ten tien ure kwam de trein te Fort-Bridge aan, dat hij terstond weder verliet en twintig mijlen verder overschreed hij de grenzen van den Staat Wyoming—het oude Dakota—de vallei van Bitter-Creek geheel volgende, waarin een aantal rivieren uitmonden, die het hydrographische stelsel van Colorado vormden.

Ten half een ure zagen de reizigers even het fort Halleck, dat deze streek in bedwang houdt. Nog eenige uren en de tocht door het Rotsgebergte zou geëindigd zijn. Men mocht dus hopen, dat de reis door deze landstreek zonder ongeluk zou worden volbracht. Het had opgehouden met sneeuwen. Het weer werd koud en droog. Groote vogels vlogen, door de locomotief verschrikt, op. Men ontmoette op de geheele vlakte wolf noch beer. Het was een woestijn in al hare naaktheid. Na een goed ontbijt zetten Fogg en zijne medespelers hun spel weder voort, toen de locomotief een schel gefluit deed hooren. De trein hield op.

Ten elf uur bereikte de trein het punt waar de stroomen, die naar de twee oceanen loopen, zich verdeelen. Het was te Passe-Bridger op eene hoogte van zeven duizend vijfhonderd tachtig engelsche voeten boven de oppervlakte der zee; een der hoogste punten van den weg, die door het Rotsgebergte loopt.

Passepartout werd belast met het zoeken van den stewart en kwam weldra terug met twee volle spellen, fiches, een leitje en een tafeltje met laken overtrokken. Niets ontbrak er. Het spel begon. Aouda kon vrij wel spelen en zij kreeg zelfs nu en dan een complimentje van den ernstigen gentleman. Wat den inspecteur aangaat, deze was van de eerste kracht en waardig de tegenpartij van Fogg te zijn.

Passepartout stak zijn hoofd uit het raampje, maar zag niets, dat tot dit oponthoud aanleiding kon geven. Geen enkel station was in het gezicht.

Passepartout durfde zijn meester dit niet te gaan mededeelen; hij hoorde met zijne tanden op elkaar gedrukt en zoo onbeweeglijk als een standbeeld alles aan.

Op de helling naar de Atlantische zee ontspringen reeds de rivieren, stroomen of zijstroomen van de Noord-Platte-rivier. De geheele horizon van het noorden naar het oosten was overschaduwd door die onmetelijke halfronde gordijn, welke het noordelijke gedeelte van het Rotsgebergte vormt en waarboven de top van de Laramie zich verheft. Tusschen die rotsgordijn en den spoorweg strekte zich de onafzienbare vlakte uit, welke in alle richtingen door rivieren doorsneden wordt. Rechts van den spoorweg verhieven zich de eerste bergen van den keten, die zich zuidwaarts kromt, tot aan den oorsprong der rivier de Arkansas, een van de groote voedingsstroomen van de Missouri.

Nog ongeveer tweehonderd mijlen en de reizigers waren eindelijk op die uitgestrekte vlakte, welke zich tot aan den Atlantischen Oceaan uitstrekt, en die de natuur zoo geheel geschikt heeft gemaakt voor een spoorweg.

Maar op het oogenblik dat hij aan niets dacht dan aan den hemel en het koude weder, was Aouda in doodelijken angst, die uit een geheel andere bron voortsproot.

Hier werd het gesprek gestaakt, daar Fogg wakker werd en door het met sneeuwvlokken bedekte raampje naar het landschap staarde.

Haar hart kromp dan ook samen toen zij de hooge gestalte herkende van den persoon, aan wien Fogg vroeg of laat rekenschap van zijn gedrag wilde vragen. Waarschijnlijk was het slechts het toeval dat kolonel Proctor in dezen trein had gebracht, maar, hoe het ook zij, hij was er, en men moest tot elken prijs trachten te verhinderen dat Fogg zijn tegenstander bemerkte.

Er waren eenige reizigers uit de waggons gestapt, die nu op het perron van het station van Green-Rivier heen en weder wandelden, het vertrek van den trein afwachtende. Onder dezen herkende de jonge vrouw den kolonel Stamp Proctor, den Amerikaan, die zich tegenover Fogg zoo lomp gedragen had bij de meeting te San-Francisco. Aouda wilde niet dat hij haar zag en wierp zich snel achterover. Dit voorval echter maakte diepen indruk op de jonge dame. Zij had zich gehecht aan den man, die, hoe koel hij ook was, haar toch dagelijks bewijzen gaf van zijne genegenheid. Zij begreep ongetwijfeld zelve niet al de diepte van het gevoel, dat haar redder haar inboezemde. Aan dat gevoel gaf zij nog altijd den naam van dankbaarheid, maar, buiten haar weten, was het meer dan dit.

Eenigen tijd daarna en zonder door zijn meester of Aouda gehoord te worden, zeide Passepartout tot den inspecteur:

Den anderen morgen, den 7den December, vertoefde men een kwartier aan het station van Green-rivier. Het had den geheelen nacht zwaar gesneeuwd, en de sneeuw, die vergezeld was van regen, was bijna gesmolten. Zij kon dus aan den trein niet hinderen. Maar dit slechte weder verontrustte nochtans Passepartout, daar de opeenhooping van sneeuw voor de wielen de reis kon vertragen.

De vraag was thans of er een middel bestond om op de een of andere wijze Fogg in zijn waggon te houden, ten einde elke ontmoeting tusschen den kolonel en hem te voorkomen? Dit kon niet moeielijk zijn, want de gentleman was van nature niet nieuwsgierig of woelig. Ten overvloede vond Fix zulk een middel uit. Eenige oogenblikken later zeide hij tot Fogg:

De trein had opgehouden voor een omgekeerde roode schijf, die zich boven den weg verhief. De machinist en de conducteur waren afgestegen en praatten zeer levendig met den lijn-opzichter, dien de chef van het station Medicine-Bow, het eerstvolgende station, herwaarts had gezonden. De reizigers waren nu eveneens genaderd en namen aan dit gesprek deel. Ook kolonel Stamp Proctor die op hoogen toon sprak en gebiedende gebaren maakte. Passepartout trad nader en hoorde den opzichter zeggen:

De brug, waarvan sprake was, was een hangende brug over een waterval, en op een mijl afstands van de plaats waar de trein nu ophield. Volgens den opzichter dreigde hij op meer dan een punt ineen te storten, daar er verscheidene koorden gebroken waren, en het was niet te wagen om er overheen te gaan. De opzichter overdreef dus in het geheel niet, toen hij zeide, dat men er niet over kon. Bovendien met het oog op de gewone zorgeloosheid der Amerikanen, zou het, nu zij voor een enkele maal voorzichtig wilden zijn, eene dwaasheid wezen dit niet te zijn.

Aouda en Fix vreesden een oogenblik dat Fogg uit den trein wilde gaan. Maar de gentleman zeide slechts tot zijn knecht:

De kolonel gaf aan een reeks van vloeken lucht, deels tegen de reizigers, deels tegen de conducteurs, en Passepartout, die ook woedend was, had zeer veel lust om hem daarin gezelschap te houden. Hier had zich een materieel bezwaar opgedaan, waarop alle banknoten van zijn meester schipbreuk moesten lijden. Alle reizigers waren dan ook teleurgesteld, daar zij, behalve hun oponthoud te rekenen, zich genoodzaakt zagen vijftien mijlen door met sneeuw bedeke vlakte af te leggen. Er ontstond eene wisseling van uitroepingen en verwenschingen, die ongetwijfeld Fogg's aandacht zouden getrokken hebben, zoo hij niet verdiept ware geweest in zijn spel. Toch was Passepartout genoodzaakt om hem alles mede te deelen, en met gebogen hoofd begaf hij zich naar den waggon, toen de machinist van den trein—een echte Yankee, Forster genaamd—zijne stem verhief en zeide:

“Heeren, er is misschien een middel om verder te gaan.”

“Over de brug?”

“Ja, over de brug.”

“Met onzen trein?” vroeg de kolonel.

“Met onzen trein.”

Passepartout stond stil en verslond de woorden van den machinist.

“Maar de brug is op het punt van in te storten!” merkte de conducteur aan.

“Dat doet er niet toe,” antwoordde Forster. “ik geloof dat, wanneer de trein in zijn grootste snelheid over de brug gaat, er alle kans bestaat dat wij er goed over komen.”

“Drommels!” zeide Passepartout.

Maar een aantal reizigers had dit voorstel reeds goedgekeurd en het scheen vooral kolonel Proctor zeer aangenaam toe. Deze heethoofd vond de zaak zeer goed uitvoerbaar. Hij herinnerde zich zelfs hoe eenige ingenieurs het plan hadden gevormd om een goed aaneengesloten trein in volle vaart rivieren zonder bruggen te doen passeeren. Bij slot van rekening schaarden alle belanghebbenden zich aan de zijde van den machinist.

“Wij hebben vijftig kansen tegen een,” zeide een der reizigers.

“Zestig! ... tachtig! Wel negentig op de honderd,” zeide een ander. Passepartout was geheel verbijsterd van verbazing; ofschoon hij wel alles had willen doen om de brug van de Medicine-Bow over te komen, scheen hem dit toch een weinig al te amerikaansch toe.

“Daar is bovendien nog wel een eenvoudiger middel, en daar denken die menschen nu in het geheel niet aan!... “Mijnheer,” zeide hij tot een der reizigers, “het middel, dat de machinist voorstelt, schijnt mij een weinig gewaagd toe, maar....”

“Tachtig kansen!” antwoordde de reiziger, die hem den rug toekeerde.

“Ik weet wel,” zeide Passepartout zich tot een ander gentleman richtend, “maar het was toch goed eens even te bedenken....”

“Geen bedenkingen, dat is onnoodig,” antwoordde de aangesproken Amerikaan, zijn schouders ophalend, “daar de machinist u verzekert dat men er over zal gaan.”

“Zeer zeker,” hernam Passepartout, “zal men er over komen, maar was het niet voorzichtiger....”

“Wat! voorzichtiger!” riep kolonel Proctor, dien dit woord, hetwelk hij toevallig hoorde, deed opspringen. “Met volle vaart zeg ik u! Begrijpt ge nu? Met volle vaart!”

“Ik weet het ... ik begrijp het....” herhaalde Passepartout, maar niemand liet hem uitspreken. “Het was toch voorzichtiger, maar daar dit woord u hindert, het was toch natuurlijk....”

“Wie? wat? hoe? Wat moet hij toch met zijn natuurlijk?...” riep men van alle kanten.

De arme knecht wist niet meer tot wien hij zich wenden kon.

“Zijt gij bang?” vroeg hem kolonel Proctor.

“Ik bang!” riep Passepartout. “Nu nog mooier! Ik zal aan deze menschen toonen dat een Franschman even goed Amerikaan kan zijn als zij.”

“Instappen! instappen!” riep de conducteur.

“Ja, instappen,” herhaalde Passepartout, “instappen. En terstond maar! Maar men zal mij niet beletten te denken, dat het veel natuurlijker ware geweest, ons reizigers, eerst te voet de brug over te laten gaan, en dan den trein....” Maar niemand hoorde deze verstandige opmerking en niemand wilde er de juistheid van erkennen.

De reizigers zaten weder in hun waggon. Passepartout had ook zijn plaats hernomen, zonder meer over het voorgevallene te spreken. De spelers waren geheel verdiept in hun whisten. De locomotief floot op oorverdoovende wijze. De machinist bracht de trein een mijl terug, achteruitgaande als een springer, die zijn sprong wil nemen. Vervolgens, na een tweede fluitje, ging de trein weder voorwaarts en daarop zoo snel mogelijk. Spoedig werd de snelheid verschrikkelijk, men hoorde niets dan een gesis dat uit de locomotief kwam; de zuigers sloegen twintig slagen in de seconde, de assen der raderen rookten in de bussen. Men gevoelde om zoo te zeggen dat de geheele trein vloog met eene snelheid van honderd mijlen in het uur en niet op de rails drukte. Hij ging zoo snel, dat hij geen gewicht meer had.

En men ging er over! Het was als een bliksemstraal. Men zag niets van de brug. De trein sprong, zou men kunnen zeggen, van den eenen oever naar den anderen en de machinist kon zijn machine niet eer doen stilstaan dan op vijf mijlen afstand van het station. Maar nauwelijks was deze aan de overzijde der rivier of de brug stortte werkelijk in, en viel met een vreeselijk geweld in de Medicine-Bow.

4.03%
Acht en Twintigste Hoofdstuk.