De reis om de wereld in tachtig dagen在线阅读

De reis om de wereld in tachtig dagen

Txt下载

移动设备扫码阅读

Vijf en Twintigste Hoofdstuk.

Waarin men een klein idee van San-Francisco bekomt, op een dag dat er eene meeting plaats heeft.

Het was zeven uur 's morgens, toen Fogg, Aouda en Passepartout den voet op amerikaansch grondgebied zetten—zoo men althans dezen naam mag geven aan de drijvende kade, waarop zij landden. Deze kade daalde en rees met eb en vloed, en bracht zoodoende veel bij om het laden en ontladen der schepen gemakkelijker te maken. Daar liggen een aantal klipperschepen van allerlei afmeting, stoombooten van alle landen, en daaronder de stoombooten met verschillende verdiepingen, welke dienst doen op de Sacramento en daarin uitloopende stroomen. Daar zijn de magazijnen van alle voortbrengselen van den handel, die zich uitstrekt over Mexiko, Peru, Chili, Brazilië, Europa, Azië en alle eilanden der Stille Zuidzee.

Passepartout voelde zich zoo gelukkig toen hij eindelijk den amerikaanschen bodem bereikte, dat hij een saut périlleux van bewonderenswaardige kracht maakte, ten teeken van zijne blijdschap.

“Zouden wij niet beter doen ons niet tusschen dit gedrang te begeven, mijnheer? wij zullen er slechts gevaar loopen vuistslagen op te doen.”

“Yankee!” zeide Fogg, een verachtelijken blik op zijn tegenpartij werpende.

“Wij zullen elkaar weervinden!”

“Wanneer het u goeddunkt. Uw naam?”

“Waarheen?”

“Vriend, is er van daag niet een oproer te San-Francisco geweest?”

“Phileas Fogg; en de uwe?”

“Neen,” antwoordde Fix.

“Neen, mijnheer,” antwoordde de conducteur. “Er had een meeting plaats voor de verkiezing.”

“Naar een kleedermaker.”

“Misschien,” antwoordde Fogg kalm.

“Kolonel Stamp Proctor.”

“Inderdaad,” zeide Fogg, “en de vuistslagen, al zijn het ook politieke, zijn en blijven toch vuistslagen.”

“In elk geval,” hernam Fix, “twee kampioenen staan tegenover elkander: Kamerfield en Mandiboy.”

“Ik zal naar Amerika terugkeeren, om hem daar dan te ontmoeten,” hernam Fogg kalm. “Het is niet goed, dat een engelsch burger zich op zulk een wijze laat bejegenen.”

“Ik geloof dat het veiliger zou zijn, als wij hier vandaan gingen,” zeide Fix, die niet gaarne gezien had dat Fogg misschien in een moeielijke zaak werd gewikkeld.—“Zoo er in dit alles quaestie is van Engeland, en men ons soms herkent, dan zouden wij tusschen die menigte niet licht een uitweg kunnen vinden.”

“Ik ben u recht dankbaar,” zeide Fogg tot den inspecteur, toen zij uit het gedrang waren.

“Hoezee voor Mandiboy!”

“Hoezee voor Kamerfield!”

“Het is de moeite niet waard om er over te spreken,” antwoordde Fix, “maar ga nu mede.”

“Het is blijkbaar eene meeting,” zeide Fix, “en het punt in quaestie moet van overwegend gewicht zijn. Het zou mij niet verwonderen als er sprake was van de Alabama-quaestie, niettegenstaande deze reeds lang is beslist.”

“Hebt gij kolonel Proctor niet meer gezien?”

“Engelschman!” antwoordde de ander.

“Een engelsch burger....” antwoordde Fogg.

Waartoe strekte deze meeting? Voor welke gelegenheid werd zij gehouden? Phileas Fogg wist het volstrekt niet. Gold het de verkiezing van een burgerlijk of een militair ambtenaar, van een gouverneur of van een lid van het Congres? Deze gissing was veroorloofd met het oog op de buitengewone geestdrift, die de geheele stad bezielde.

Toen het diner geëindigd was, kwam er een rijtuig voor, dat de reizigers en hunne koffers naar den trein zou brengen. Toen Fogg in het rijtuig zou stappen, vroeg hij aan Fix:

Toen Passepartout het International Hotel binnentrad scheen het hem toe of hij Engeland niet had verlaten. De rez-de-chaussée werd ingenomen door een groote bar, eene soort van buffet waar elke voorbijganger gratis iets kon gebruiken. Gedroogd vleesch, oestersoep, beschuit en kaas, werden er verkocht zonder dat de gebruiker er ooit zijn beurs voor uit den zak behoefde te halen. Hij betaalde slechts hetgeen hij dronk, als porto, ale of sherry, zoo hij lust had zich te verfrisschen. Dit vond Passepartout echt amerikaansch. De restauratie van het hotel was zeer goed. Fogg en Aouda zetten zich aan tafel en werden in schotels, waarschijnlijk afkomstig uit Lilliput, door pikzwarte negers bediend.

Phileas Fogg had nauwelijks tweehonderd schreden gedaan, of heel toevallig ontmoette hij Fix. De inspecteur toonde zich zeer verwonderd. Fogg en hij hadden te zamen den tocht over de Stille Zuidzee gemaakt, zonder elkander slechts eene enkele maal te ontmoeten. In elk geval was Fix zeer vereerd den gentleman weder te zien, aan wien hij zooveel te danken had, en daar zijn zaken hem naar Europa terugriepen, zou hij zich in de hoogste mate gelukkig achten zijne reis in zulk aangenaam gezelschap te vervolgen.

Passepartout kon van zijne hooge zitplaats alle bijzonderheden van deze groote amerikaansche stad opnemen: breede straten, lage, maar allen in rijen geschaarde huizen, kerken en tempels, allen in gothisch anglo-saxischen stijl gebouwd, onmetelijke dokken, entrepôts zoo groot als paleizen, sommigen van hout, anderen van steen. In de straten wemelde het van rijtuigen, omnibussen, tramways, en op de trottoirs versperden niet alleen Amerikanen elkander den weg, maar ook Europeanen, Chineezen, en Indiërs—in één woord er waren genoeg menschen om eene bevolking van meer dan tweemaal honderd duizend inwoners eer aan te doen. Passepartout was over alles wat hij zag zeer verbaasd. Hij had zich nog altijd de stad van 1849 voorgesteld, de stad der roovers, brandstichters en moordenaars, die waren afgekomen op de ontdekte goudmijnen, naar dat onmetelijke pelgrimsoord voor allen, die niets in de wereld te verliezen hebben, waar men met goudpoeder speelde, met een revolver in de eene hand en een mes in de andere. Die goede tijd echter was voorbij. San-Francisco heeft geheel het voorkomen van eene handeldrijvende stad. De hooge toren van het stadhuis, bestemd om alle wijken te bespieden en te beheerschen, strekte tot verblijfplaats van wachters, die den blik lieten gaan over deze menigte van straten en avenues, zich verdeelend in rechte hoeken tusschen welke een aantal lommerrijke pleinen zich vertoonen. In de nabijheid strekte zich een Chineesche stad uit, die zoo mooi was, alsof zij zoo pas uit het Hemelsche Rijk in een speelgoeddoos was overgebracht. Geen sombrero's, geen roode hemden, geen Indianen met veeren, maar zijden hoeden en zwarte rokken door heeren gedragen, welke allen even groote haast hadden. Eenige straten, zooals Montgommery-street, de Regent-street van Londen, de Boulevard des Italiens van Parijs, de Broadway van New-York, waren versierd met prachtige winkels, die alle voortbrengselen, welke de wereld oplevert, ten toon spreidden.

Op het oogenblik dat Fogg in zou stijgen, wendde hij zich tot een conducteur, en naar hem toe gaande, zeide hij:

Op dit oogenblik had er eene vreeselijke opschudding plaats. Alle handen werden omhoog gestoken. Eenigen, die goed gesloten waren, schenen snel op en neer te gaan te midden van allerlei kreten—zonder twijfel een krachtige manier om zijne stem uit te brengen. Nu en dan werd de menigte opgestuwd. De banieren slingerden, verdwenen nu eens en kwamen dan weder in flarden gescheurd te voorschijn. De golvingen der menigte strekten zich uit tot aan de trap, terwijl alle hoofden zich op de oppervlakte bewogen als een zee, welke plotseling door een stormwind onstuimig was geworden. Het getal der zwarte hoeden verminderde zichtbaar en de meesten schenen hunne gewone hoogte verloren te hebben.

Onthutst over de manier, waarop hij voet aan wal had gezet, gaf de arme kerel een verschrikkelijken gil, die een aantal waterraven en pelikanen deed opvliegen, welke gewoonlijk op de beweegbare kade hunne nesten maakten.

Om kwart voor zessen bereikten de reizigers het station en vonden een trein gereed om te vertrekken.

Na dit ontbijt begaf Fogg zich, vergezeld van Aouda; naar het bureel van den engelschen consul om daar zijn paspoort te laten viseeren. Op de stoep vond hij zijn bediende, die hem vroeg of het niet voorzichtig zou zijn, vóór zij met den zuider-spoorweg vertrokken, een dozijn Enfield-karabijnen of Colt-revolvers op te doen. Passepartout had gehoord van Sioux en Pawnies, die, evenals de spaansche roovers, de treinen aanhielden. Fogg antwoordde, dat dit eene noodelooze voorzorg zou zijn, maar hij liet hem vrij om hierin te handelen zooals hij zelf goeddacht. Daarop vervolgde hij zijn weg naar den engelschen consul.

Maar toen hij op de kade terecht kwam, waarvan de planken vermolmd waren, ging hij er bijna doorheen.

Maar de gentleman kon zijn volzin niet voleinden. Van het terras dat achter hem was hoorde hij roepen: “Hoezee! hoezee! hoezee! hip hip! hoezee! voor Mandiboy!” Het waren eenige kiezers, die nog ter hulp snelden, en de voorstanders van Kamerfield in de flank aantastten. Fogg, Aouda en Fix bevonden zich tusschen twee vuren. Het was te laat om te ontsnappen. Die vloed van menschen, gewapend met stokken met looden knoppen, was niet te weerstaan. Fogg en Fix, die Aouda trachtten te beveiligen, werden geducht gestompt. Fogg, die als altijd zeer kalm bleef, wilde zich verdedigen met de wapens, waarmede de natuur hem begiftigd had en die, zooals bij elken Engelschman, aan het uiteinde der armen bevestigd zijn. Maar het was te vergeefs. Een ontzaglijk groote kerel met rooden baard, bruine gelaatskleur, breed geschouderd, en die de hoofdman der troep scheen, richtte zijne vuisten naar Fogg, en zonder twijfel zou hij den gentleman op verschrikkelijke wijze hebben toegetakeld, zoo Fix niet uit zelfopoffering den vuistslag had opgevangen. Een groote buil kwam oogenblikkelijk te voorschijn onder den zijden hoed van den detective welke in een pet veranderd was.

Het was eene meeting. Zoo dacht Fix ten minste, en hij deelde zijne gedachte aan Fogg mede, er bijvoegende:

Fogg was nu ook aan wal gekomen en ging terstond onderzoeken hoe laat de eerste trein naar New-York vertrok. Eerst ten zes ure 's avonds. Hij kon dus den geheelen dag doorbrengen in de hoofdstad van Californië. Hij bestelde een rijtuig voor Aouda en voor zich zelven. Passepartout plaatste zich op den bok en het rijtuig, dat drie dollars per rit kostte, reed naar het International Hotel.

Fogg antwoordde, dat de eer geheel aan hem zou zijn en Fix—die er prijs op stelde hem niet uit het oog te verliezen—vroeg of hij met hem de merkwaardige stad San-Francisco mocht bezoeken. Dit werd hem toegestaan.

Fix meende om deze opmerking te moeten lachen, en ten einde te zien, zonder tusschen het gedrang te geraken, namen Aouda Fogg en hij plaats op de bovenste trede van een trap, die naar het terras leidde, dat naast de Montgommery-street lag. Voor hen, aan de andere zijde der straat, tusschen een kolenmagazijn en een petroleumpakhuis, zag men een groot bureel, in de open lucht opgeslagen, waarheen de verschillende menschenstroomen zich richtten.

En waarlijk dit bezoek was niet overbodig. De kleederen van Fogg en Fix waren geheel in flarden gescheurd, alsof deze twee gentlemen elkander voor Kamerfield en Mandiboy eens afgeranseld hadden. Een uur later, toen zij weer goed gekleed en gekapt waren, keerden zij naar het International Hotel terug. Daar wachtte Passepartout reeds zijn meester met een half dozijn dolken en revolvers met zes loopen. Toen hij Fix in gezelschap van Fogg bemerkte, fronste hij zijne wenkbrauwen. Maar Aouda vertelde in weinige woorden het voorgevallene en Passepartout werd nu weder kalm. Fix was blijkbaar geen vijand meer, maar een bondgenoot. Hij hield zijn woord.

Dit had ten gevolge dat Aouda, Fix en Fogg door de straten slenterden. Zij bevonden zich weldra in Montgommery-street, waar ontzaglijk veel menschen waren. Op de trottoirs, op den rijweg, tusschen de rails der tramways, niettegenstaande het onophoudelijk gerij der wagens en omnibussen, op de drempels der winkels, uit de vensters van alle huizen, ja zelfs op de daken was eene ontelbare menigte te zien. Mannen met biljetten liepen tusschen deze groepen door. Vlaggen en wimpels wapperden in den wind. Men hoorde van alle kanten een vreeselijk geschreeuw.

De woelige menigte naderde al meer en meer de trap en besteeg de onderste treden. Een der partijen werd blijkbaar terug gedrongen, zonder dat de eenvoudige toeschouwers bemerken konden of Mandiboy dan wel Kamerfield de overhand behaald had.

De inspecteur glimlachte, maar zeide niets. Men ziet dat Fogg tot dat slag van Engelschen behoort, die, zoo een duel bij hen al niet inheemsch is, in den vreemde toch vechten, wanneer hunne eer er mede gemoeid is.

Daarop trok de menigte voorbij. Fix, die nog op den grond lag, richtte zich op, met gescheurde kleederen, maar zonder een ernstige wond bekomen te hebben. Zijn reisjas was in twee ongelijke stukken verdeeld en zijn pantalon geleek op die onderbroeken, welke sommige Indiërs—ter wille van de mode,—niet aantrekken, vóór zij er eerst een gedeelte van weg gesneden hebben. Maar het voornaamste was dat Aouda gespaard was gebleven en Fix slechts één vuistslag had opgedaan.

Aouda, die Fogg een arm had gegeven, keek met verbazing naar dit woelige tooneel, en Fix wilde juist aan zijn buurman de oorzaak van deze opgewondenheid vragen, toen eene krachtige beweging zich openbaarde. Het hoezee roepen ging van vuistslagen vergezeld en werd al sterker en sterker. De stokken der vlaggen werden als waaiers gebruikt. Nergens zag men handen meer, maar overal vuisten. Van boven de rijtuigen, die stil stonden, en de omnibussen, welke in hun loop gestuit werden, deelde men elkander duchtige slagen toe. Alles diende tot werptuig. Schoenen en laarzen beschreven lange banen, en het scheen zelfs, dat te midden van de scheldwoorden der menigte, eenige revolvers hunne vader-landlievende tonen deden hooren.

“De verkiezing van den opperbevelhebber van het leger ongetwijfeld?” vroeg Fogg.

“Neen mijnheer,—van een vrederechter.”

Na dit antwoord stapte Fogg in den waggon en vertrok de trein.

3.24%
Vijf en Twintigste Hoofdstuk.