De reis om de wereld in tachtig dagen在线阅读

De reis om de wereld in tachtig dagen

Txt下载

移动设备扫码阅读

Een en Twintigste Hoofdstuk.

Waarin de gezagvoerder der Tankadère groot gevaar loopt eene premie van twee honderd pond te verliezen.

Het was een gewaagde tocht die reis van acht honderd mijlen met een vaartuig van twintig ton, vooral in dezen tijd van het jaar. Gewoonlijk is de chineesche zee onstuimig, daar zij blootgesteld is aan geweldige stormvlagen, vooral in den tijd der dag- en nachtevening en men was nu in de eerste dagen van November.

Voor den schipper zou het voordeeligste geweest zijn de passagiers naar Yokohama te brengen, daar hij per dag werd betaald. Maar het zou eene te groote roekeloosheid zijn geweest dien overtocht te wagen in de gegeven omstandigheden; het was reeds eene stoutmoedige onderneming, zoo al geene gewaagde, om naar Shangaï te gaan. Maar John Bunsby had vertrouwen in de Tankadère, die als een meeuw over de wateren schoot, en misschien vertrouwde hij niet ten onrechte.

“Welnu; wij krijgen een hoos.”

“Uit het zuiden. Zie maar, er steekt een orkaan op.”

“Uit het noorden of uit het zuiden?” vroeg Fogg alleen.

“Toch niet; ik stel er prijs op....”

“Neen, mijnheer,” zeide Fogg op een toon, die geen tegenspraak duldde. “Dat behoort onder de algemeene kosten.”

“Mijnheer....”

“Mijnheer, gij zijt zoo beleefd geweest om mij den overtocht met uw schip aan te bieden. Maar, ofschoon mijn vermogen niet veroorlooft zoo veel uit te geven als gij, wil ik toch mijn deel....”

“Mijnheer kan volkomen op mij vertrouwen,” antwoordde John Bunsby. “Wat de zeilen betreft, ik heb er zooveel op, als het schip maar dragen kan. Vliegers boven de bezaan zouden niets geven en de vaart maar belemmeren.”

“Mag men alles aan u zeggen?”

“Laten wij daarover zwijgen, mijnheer,” antwoordde Fogg.

“Laat de orkaan maar uit het zuiden komen; dat is van den goeden kant.”

“Het zal wel niet noodig zijn, schipper, u den meest mogelijken spoed aan te bevelen,” zeide Phileas Fogg, op het oogenblik dat de schoener in volle zee kwam.

“Dit is uw vak en niet het mijne, schipper; ik laat het op u aankomen.”

“Als gij het zoo opvat, heb ik niets meer te zeggen,” hernam de schipper.

“Alles,” antwoordde Phileas Fogg.

Tot dusverre had de Tankadère steeds noordwaarts koers gehouden; maar tegen den avond wierp de wind, gelijk te vreezen was, zich drie kwart van het kompas om en begon uit het noordoosten te blazen. De schoener, wiens zijden toen door de golven gebeukt werden, slingerde geweldig; de zee sloeg met zooveel kracht, dat men wel bevreesd moest worden, wanneer men niet weet hoe stevig alle deelen van een schip onderling verbonden zijn.

Toen echter het diner was afgeloopen, meende hij een woord met Fogg te moeten spreken. Hij riep hem terzijde en begon:

Toen de nacht was gevallen, stak de storm nog heviger op. Toen hij zag dat het stikdonker werd en met de duisternis de storm nog heviger werd, gevoelde John Bunsby zich alles behalve op zijn gemak. Hij vroeg zich af, of het geen zaak zou wezen eene schuilplaats te zoeken en raadpleegde zijne bemanning.

Tegen tien uur stak de bries op. Misschien zou het voorzichtiger zijn geweest wat zeilen te reven, maar de schipper besloot, na nauwkeurig den hemel te hebben bekeken, alles te laten gelijk het was. Bovendien, de Tankadère droeg haar zeilen gemakkelijk en alles was zoo ingericht, dat ingeval van nood onmiddellijk maatregelen genomen konden worden.

Tegen middernacht begaven Phileas Fogg en mevrouw Aouda zich naar de kajuit. Fix was hen voorgegaan en had zich op een der banken neergelegd. Wat de schipper en zijne matrozen betreft, deze bleven den ganschen nacht aan dek.

Tegen den middag ging de bries liggen en de wind liep naar het zuidwesten om. De schipper deed de vliegers bijzetten, maar na verloop van twee uren moest hij ze weer wegnemen, daar de wind weder opstak.

Tegen acht ure braken de stortbui en de heftige windvlagen los. Alleen door een klein zeil werd de Tankadère opgelicht als een veder door den wind, waarvan men zich geen denkbeeld kan maken. Haar snelheid was slechts te vergelijken met het viervoud der snelheid van eene locomotief in volle vaart. Zij was zelfs nog grooter dan deze.

Phileas Fogg, recht overeind, met de beenen wijd van elkaar en zoo stevig op zijne voeten als een matroos, zag naar de onstuimige zee. De jonge vrouw, die op het achterdek gezeten was, voelde zich aangedaan bij het beschouwen van dien oceaan, die reeds in de schemering was gehuld en dien zij op dat tengere bootje moest trotseeren.

Ook Phileas Fogg dacht vaak aan zijn knecht, die op zoo zonderlinge wijze verdwenen was. Alles wel overwogen, scheen het hem zoo onmogelijk niet dat, tengevolge eener vergissing, de arme jongen zich op het laatste oogenblik aan boord van de Carnatic had begeven. Dat was ook de meening van mevrouw Aouda, die zeer het verlies van den eerlijken bediende betreurde, aan wien zij zooveel verschuldigd was. Het was mogelijk, dat men hem te Yokohama terugvond, en als de Carnatic hem daar had gebracht, zou het zoo moeielijk niet zijn hem op te sporen.

Na dit gedaan te hebben, kwam hij weder bij Fogg en zeide:

John Bunsby had zijne passagiers den raad gegeven om naar hunne kajuit te gaan; maar die kleine ruimte, waar men bijna geheel van versche lucht was verstoken en onophoudelijk heen en weder werd geslingerd, bood geen aangenaam verblijf aan. Noch Fogg, noch Aouda, noch zelfs Fix wilde het dek verlaten.

In plaats van zich uit Engeland naar Amerika in te schepen als een gewone schurk, maakte Fogg een grooten omweg over drie kwart van de wereld, ten einde met des te grooter zekerheid het vasteland van Amerika te bereiken, waar hij op zijn gemak het millioen der bank zou verteren, na de politie van het spoor te hebben geleid. Maar wat zou hij, Fix, doen, wanneer hij eenmaal in de Vereenigde Staten was gekomen? Zou hij dien man loslaten? Neen, honderdmaal neen! Hij zou geen duimbreed van hem wijken, voordat hij de volmacht tot uitlevering had ontvangen. In elk geval, was er één gelukkig resultaat verkregen. Passepartout was niet meer bij zijn meester en na hetgeen de inspecteur van politie dezen had medegedeeld, was het van belang dat meester en knecht elkander niet weer zagen.

In de eerste uren van den morgen kwam de Tankadère in de straat van To-Kien, die het eiland Formosa van de chineesche kust scheidt en passeerde zij den keerkring. De zee was onstuimig in die straat en onophoudelijk had men met tegenstroom te worstelen. De schoener had het hard te verantwoorden. De korte golfslagen braken zijn vaart en het was moeielijk om aan dek te blijven.

Het voorgevoel van John Bunsby bedroog hem niet. Ware het niet zoo laat in het jaar, dan zou de hoos, volgens de uitspraak van een beroemd weerkundige, zijn voorbij gegaan als een schitterende waterval van electrische vlammen, maar thans was het te vreezen, dat zij zich met kracht zou doen gevoelen.

Het gebeurde niet zelden, dat schepen werden aangevaren en bij de snelheid, waarmede zij zich bewoog, zou de schoener bij den eersten schok zijn verbrijzeld.

Gedurende de eerste uren van den dag bewoog de Tankadère zich in de wateren van Hong-Kong en hoe de wind ook blies, zij hield zich uitnemend.

Fogg en de jonge dame, die gelukkig geen van beiden zeeziek waren, aten met smaak de ingelegde spijzen en de scheepsbeschuit. Fix werd uitgenoodigd om aan hun diner deel te nemen en hij moest het aannemen, daar hij wist dat een mensch even goed als een schip lading moest innemen; maar het hinderde hem. Te reizen op kosten van dien man, zich te voeden met diens eigen levensmiddelen, vond hij deloyaal. Nochtans at hij, niet veel, wel is waar; maar enfin hij at!

Fix kwam op de voorplecht. Hij bleef op een afstand, daar hij wist, dat Fogg niet van praten hield. Bovendien stuitte het hem tegen de borst om te praten met dien man, wiens beleefdheden hij genoot. Hij dacht ook aan de toekomst. Dit was zeker dat Fogg ook niet te Yokohama zou blijven, dat hij terstond de boot naar San Francisco zou nemen, ten einde Amerika te bereiken, welks onmetelijke uitgestrektheid hem straffeloosheid en veiligheid waarborgde. Het plan van Phileas Fogg kwam hem de eenvoudigheid zelve voor.

Fix ging heen; hij stikte bijna, en zich over de verschansing aan de voorzijde van het schip buigende, sprak hij den ganschen dag geen woord meer.

Dien dag verwijderde de Tankadère zich niet ver van de kust, waar de stroom haar gunstig was. Bovendien, de wind kwam van de landzijde, waardoor de stroom hier minder sterk was, een voordeel voor den schoener, want lichte schepen lijden het meest door den zwaren golfslag.

Des avonds, toen de schipper weder zijne waarnemingen deed, bleek het, dat men tweehonderd twintig mijlen van Hong-Kong verwijderd was, en Phileas Fogg mocht zich dus vleien dat hij, te Yokohama aankomende, niet ten achteren zou zijn. De eerste ernstige hinderpaal dus, die hij sedert zijn vertrek uit Londen ontmoette, zou hem waarschijnlijk geen nadeel berokkenen.

Den ganschen dag werd het schip op die wijze in noordelijke richting voortgedreven en voortgestuwd door de reusachtige golven, waarmede het gelukkig gelijke snelheid hield. Wel twintig malen dreigde een dier ontzaglijke waterbergen zich over het vaartuig uit te storten en het te bedelven, maar door eene behendige wending van het roer, wist de schipper het gevaar te voorkomen. De passagiers waren nu en dan geheel bedekt onder de stortvloeden, die zij met wijsgeerige gelatenheid zich lieten welgevallen. Fix bromde wel in zich zelven, maar de onversaagde Aouda, die hare oogen onafgewend op haar reisgezel hield gevestigd, wiens koelbloedigheid zij niet genoeg kon bewonderen, toonde zich zijner waardig en trotseerde den storm aan zijne zijde. Wat Phileas Fogg betreft, men zou kunnen gemeend hebben, dat ook die hoos tot zijn programma behoorde.

Den anderen morgen, 8 November, had de schoener bij zonsopgang meer dan honderd mijlen afgelegd. Herhaaldelijk werd de loglijn uitgeworpen, die aanwees dat de gemiddelde snelheid tusschen de acht en negen mijlen was. De Tankadère had groot zeil op, en alle zeilen stonden vol, en op die wijze kon zij haar maximum van snelheid bereiken. Als de wind in denzelfden hoek bleef, had zij alle kansen voor zich.

De vaart was snel en John Bunsby had alle hoop. Vaak zeide hij tot Phileas Fogg, dat men op den bepaalden tijd te Shangaï wezen zou. Fogg antwoordde slechts, dat hij er op rekende. Bovendien, de geheele bemanning deed haar uiterste best. De uitgeloofde premie vervulde allen met lust en ijver. Geen touwtje, of het was gespannen; geen zeil had een plooitje, geen enkele noodelooze beweging van het roer. Men zou op een wedstrijd der koninklijke jacht-club niet strenger te werk zijn gegaan.

De schipper zorgde dat zijn seinlantarens in orde waren, een voorzichtigheidsmaatregel, die niet mag worden verzuimd in deze druk bevaren zee, vooral in de nabijheid der kusten.

De schipper staarde geruimen tijd naar de lucht met hare ongunstige verschijnselen en mompelde onverstaanbare woorden. Eens, toen hij dicht bij zijn passagiers stond, vroeg hij:

De schipper nam tijdig zijne voorzorgen. Hij liet alle zeilen reven en het tuig op het dek brengen. De stengen der masten werden afgenomen; alle luiken zorgvuldig gesloten. Geen droppel water kon in het binnenste gedeelte van het schip dringen. Slechts één zeil, een driehoekig doek van krachtige stof werd geheschen, zoodat de schoener wind bleef vangen. Het overige moest men afwachten.

De nacht viel. De maan was in haar eerste kwartier en haar zwak schijnsel verdween weldra in de nevelen van den horizon. Wolken kwamen uit het oosten opzetten en bedekten reeds een gedeelte van het uitspansel.

Dat “mijnheer” wilde hem bijna niet over de lippen; hij moest zich bedwingen om dien “mijnheer” niet bij zijn kraag te pakken.

Boven haar zwollen de groote zeilen; de schoener, door den wind gedragen, scheen door de lucht te vliegen.

Bij het aanbreken van den dag stak de wind weder op. Er was storm aan de lucht; ook de barometer kondigde eene verandering van weer aan: hij was zeer onregelmatig en de kwik trilde grillig. Men zag ook in het verschiet lange golven, die een voorbode waren van den storm. Den vorigen avond was de zon vuurrood ondergegaan, terwijl de zee schitterde van electrisch licht.

“Zou mijnheer niet van oordeel zijn, dat wij wèl zouden doen, wanneer wij eene haven opzochten.”

“Dat geloof ik ook,” zeide Phileas Fogg.

“O!” hernam de schipper, “en welke?”

“Ik ken er slechts eene,” antwoordde Fogg kalm.

“En die is?”

“Shangaï.”

Het duurde eenige oogenblikken eer de schipper de beteekenis van dat woord begreep en al de hardnekkigheid en vasthoudendheid, waarvan dat antwoord getuigde: Toen riep hij uit:

“Ja, mijnheer heeft gelijk: Shangaï.”

En de Tankadère zette onwrikbaar haar koers naar het noorden voort.

Het was een inderdaad vreeselijke nacht. Een wonder was het, dat het scheepje niet verging. Tweemalen werd het omvergeworpen en alles zou van boord zijn verdwenen, indien de verschansingen zich niet goed hadden gehouden. Aouda was geradbraakt maar geen klacht kwam over hare lippen. Meermalen moest de heer Fogg te hulp schieten om haar te beschermen tegen de heftigheid der golfslagen.

De dag brak aan. Nog loeide de storm met ongekende kracht. Maar de wind liep naar het zuidwesten om. Dit was een gunstige keer en de Tankadère doorkliefde weder de onstuimige zee, wier baren in botsing kwamen met die welke door den veranderden wind werden opgestuwd. Daardoor ontstonden schokken, die een minder stevig vaartuig zeker hadden verbrijzeld.

Nu en dan zag men door de gescheurde nevelen de kust, maar nergens was een schip in het gezicht. Alleen de Tankadère kon zee houden.

Des middags openbaarden zich eenige verschijnselen dat het weder zou bedaren en deze werden bij zonsondergang sterker.

De korte duur van den storm was een gevolg van zijne heftigheid. De passagiers, die zeer veel geleden hadden, konden nu eenige rust nemen en wat eten.

De nacht was vrij kalm. De schipper deed eenige zeilen bijzetten en de snelheid van het schip nam aanzienlijk toe. Den anderen morgen, den 11en, nam John Bunsby de kust op, en verklaarde, dat men geen honderd mijlen meer van Shangaï was verwijderd.

Honderd mijlen! en men moet die binnen éen dag afleggen, want dienzelfden avond moest Fogg te Shangaï zijn, zoo hij de mailboot naar Yokohama wilde halen. Zonder dien storm, die hem verscheidene uren had doen verliezen, zou hij geen dertig mijlen van de haven zijn verwijderd.

De bries werd minder, maar gelukkig werd ook de zee kalmer. De schoener zette alle zeilen bij en de zee schuimde onder de kiel.

Des middags was de Tankadère geen vijf en veertig mijlen van Shangaï. Nog zes uren waren haar gegeven om de haven te bereiken vóor het vertrek der mailboot naar Yokohama.

Aan boord was de vrees groot. Men wil er komen tot elken prijs. Allen—Phileas Fogg ongetwijfeld uitgezonderd—voelden hun hart kloppen van ongeduld. De kleine schoener moest gemiddeld negen mijlen in het uur afleggen en de wind ging al meer en meer liggen. Het was een onregelmatige bries, grillige windvlagen, die van de kust kwamen. Zij gingen voorbij en terstond daarop werd de zee weder effen.

Nochtans, het lichte vaartuig met zijne hooge dunne zeilen, ving die vlagen zoo goed op, dat John Bunsby, dank zij de medewerking van den stroom, ten zes ure geen tien mijlen meer verwijderd was van de rivier Shangaï, want de stad zelve ligt op een afstand van minstens twaalf mijlen boven de monding.

Ten zeven ure was men nog drie mijlen van Shangaï. Een geduchte vloek ontsnapte aan de lippen van den schipper. De premie van tweehonderd pond ging hem ontsnappen. Hij zag Fogg aan. Fogg was dood bedaard. Nochtans stond zijn gansche fortuin thans op het spel.

Op dat oogenblik toch zag men eene lange zwarte schoorsteen, waaruit een rookwolk zich ontwikkelde, boven den waterspiegel. Het was de Amerikaansche stoomboot, die op het bepaalde uur vertrok.

“Verdoemd!” riep John Bunsby, die een wanhopende ruk aan het roer deed.

“Geef het noodsein,” sprak Phileas Fogg zeer kalm.

Een klein bronzen kanon stak uit de verschansing van de Tankadère. Het strekte om signalen te geven bij mistig weer.

Het kanon werd geladen tot den mond, maar op het oogenblik, dat de schipper de lont bij het zundgat bracht, zeide Fogg:

“Hijsch de noodvlag.”

De vlag werd halversteng geheschen. Dit was het teeken dat men in nood verkeerde en men mocht hopen, dat de amerikaansche mailboot, als zij dit zag, een weinig van haar koers zou afwijken om het vaartuig te naderen.

“Vuur,” beval Fogg.

En het schot van het kleine kanon dreunde over de watervlakte.

3.88%
Een en Twintigste Hoofdstuk.