De reis om de wereld in tachtig dagen在线阅读

De reis om de wereld in tachtig dagen

Txt下载

移动设备扫码阅读

Achttiende Hoofdstuk.

Waarin Fogg, Passepartout en Fix elk hun eigen gang gaan.

Gedurende de laatste dagen van den overtocht was het zeer slecht weder. De wind woei hevig uit het noordwesten, wat voor het schip hoogst nadeelig was. De Rangoon, die vrij onvast van gang was, slingerde geweldig, en de passagiers, hadden alle recht, zoo zij wrevelig waren op die lange golven, welke de wind tegen de boorden van de boot opjoeg.

De 3e en 4e November waren stormachtige dagen. Rukwinden joegen de zee huizenhoog op en de Rangoon moest een halven dag lang alle zeilen reven en met een vierde van haar kracht werken, ten einde niet door den golfslag overweldigd te worden. Alle zeilen waren geborgen, maar zelfs het tuig scheen nog te veel en onophoudelijk hoorde men den wind er door heen fluiten. De mailboot vorderde dus, zooals men denken kan, veel langzamer, en men berekende dat, wanneer de wind niet ging liggen, men twintig uren later zou aankomen dan het reglement bepaalde.

“Zoo,” zeide Fogg, zonder eenige verwondering te doen blijken.

“Zeer verplicht,” antwoordde Fogg, die met zijn automatischen gang zich weder naar de kajuit van de Rangoon begaf.

“Wel, dat is heel eenvoudig, mevrouw: mede gaan naar Europa.”

“Wat moet ik nu beginnen, mijnheer Fogg?”

“Morgen, zoodra het getij opkomt,” antwoordde deze.

“Moest die boot gisteren niet reeds vertrokken zijn?”

“Mijnheer,” antwoordde Passepartout.

“Maar ik kan geen misbruik maken....”

“Loods, je bent een goeie kerel!”

“Ja, mijnheer, maar een harer ketels moest hersteld worden, en daardoor is haar vertrek tot morgen uitgesteld.”

“Hoe heet de stoomboot?” vroeg Fogg.

“Gij maakt volstrekt geen misbruik, en uwe tegenwoordigheid hindert in geenen deele aan mijn reis.—Passepartout!”

“Ga naar de Carnatic en bestel drie hutten.”

“De Carnatic,” antwoordde de loods.

Zoolang de storm duurde, bleef Passepartout op het dek van de Rangoon. Hij had niet beneden kunnen blijven; hij klom in de mast; hij verbaasde de bemanning door zijne behendigheid en hielp haar met al de vlugheid van een aap. Wel honderd maal richtte hij vragen aan den kapitein, aan de stuurlieden, aan de matrozen, die lachten over zijne teleurstelling. Passepartout wilde volstrekt weten hoe lang de storm zou duren. Men verwees hem naar den barometer, die onophoudelijk bleef stijgen. Of hij hem al schudde, het baatte niets; het schudden zoo min als de scheldwoorden waarmede hij het instrument overlaadde.

Wat Passepartout betreft, men kan begrijpen met welk eene kwalijk verholen woede hij deze beproeving doorstond. Tot hiertoe was alles goed gegaan. De aarde en de zee hadden zijn meester gediend. Stoombooten en spoorwegen hadden hem gehoorzaamd. Wind en storm hadden zich verbonden om zijn reis te bevorderen. Had dan eindelijk het uur der teleurstelling geslagen? Het was of Passepartout zelf de twintig duizend pond uit zijne eigene beurs moest betalen; hij leefde niet meer. De storm maakte hem woedend: die stormvlagen deden zijn toorn zulk eene hoogte bereiken, dat hij de ongehoorzame zee een pak slaag had kunnen geven. Fix hield natuurlijk zijne inwendige tevredenheid zorgvuldig voor hem verborgen en hij deed daar verstandig aan, want als Passepartout die geheime gewaarwording van Fix had vermoed, zou deze het kwaad te verantwoorden hebben gehad.

Wat Passepartout aangaat, deze vatte de loods bij de hand en die stevig drukkende, voegde hij hem toe:

Ten éen ure liet de Rangoon haar anker vallen, en ontscheepte zij hare passagiers.

Ten zes ure kwam de loods aan boord van de Rangoon en nam plaats bij het roer, ten einde het schip tusschen de ondiepten te sturen tot in de haven van Hong-Kong.

Phileas Fogg was getuige van het schouwspel eener onstuimige zee, die rechtstreeks tegen hem scheen te kampen; maar zijne gewone kalmte verliet hem daarom niet. Geen oogenblik fronste hij zijn voorhoofd en nochtans kon eene vertraging van twintig uren zijn geheele reis verijdelen, daar hij dan de stoomboot naar Yokohama misliep. Maar deze man, men zou schier zeggen, zonder zenuwen, voelde ongeduld noch verveling. Het scheen waarlijk of de stormen in zijn programma stonden. Aouda, die meermalen met hem over het onstuimige weder sprak, vond hem als altijd even kalm als vroeger.

Phileas Fogg was dus, op vier en twintig uren na, en règle met zijn programma, vijf en dertig dagen nadat hij Londen had verlaten.

Passepartout, die daarbij tegenwoordig was, had den loods wel om den hals willen vliegen. Fix daarentegen had hem wel den nek willen omdraaien.

Passepartout had ontzaglijk veel lust om bij dien man inlichtingen te vragen, en van hem te vernemen of de mailboot van Yokohama Hong-Kong verlaten had. Maar hij durfde niet, liever wilde hij nog tot het laatste oogenblik de hoop behouden. Hij had van zijne ongerustheid Fix deelgenoot gemaakt, maar de slimme vos had hem getroost met het vooruitzicht, dat de heer Fogg dan de volgende boot maar nemen moest. Dat antwoord had Passepartout bijna een beroerte bezorgd.

Op Fix had de storm een geheel tegenovergestelde uitwerking. Hij vond hem zeer aangenaam. Zijn vreugde zou paal noch perk gekend hebben, zoo de Rangoon uithoofde van het noodweer een haven had moeten binnenloopen. Al dat oponthoud kwam hem goed te stade, want het zou Fogg noodzaken eenige dagen te Hong-Kong te toeven.

Maar men kon den verloren tijd niet meer inhalen. Men moest zich wel in zijn lot schikken en eerst den 6den, des morgens ten 5 ure, kreeg men land in het gezicht. In de reis van Phileas Fogg was de aankomst van de boot op den 5den berekend en men had nu den 6den. Men was dus vier en twintig uur ten achter en zou niet naar Yokohama kunnen vertrekken.

Het toeval, dit moet gezegd worden, was Phileas Fogg zeer gunstig geweest. Zoo de Carnatic niet genoodzaakt geweest ware hare stoomketels te doen herstellen, zou zij reeds den 5den November zijn vertrokken en de reizigers voor Japan hadden acht dagen lang op eene andere moeten wachten. Fogg was wel is waar vier en twintig uren ten achter, doch dit tijdverlies kon op zijne verdere reis geen nadeelige gevolgen hebben.

Eindelijk dan was de hemel met zijne stormen op zijne hand. Hij zelf was er wel wat ziek van, maar wat deed er dat toe! Hij telde zijn zeeziekte niet; zoo zijn lichaam er al onder leed, zijn geest was vervuld met innige tevredenheid.

Eindelijk bedaarde de storm. De zee werd den 4den November in den loop van den dag kalmer. De wind liep twee streken naar het zuiden om en werd gunstiger. Ook Passepartout's stemming verbeterde nu. Eenige zeilen konden bijgezet worden en de Rangoon hernam hare bewonderenswaardige snelheid.

Een kamer werd Aouda aangewezen en Fogg zorgde dat het haar aan niets ontbrak. Hij zeide haar, dat hij terstond onderzoek zou gaan doen naar haren bloedverwant, aan wiens zorgen hij haar te Hong-Kong zoo overlaten. Hij gaf te gelijker tijd aan Passepartout last, het hotel niet te verlaten, opdat de jonge vrouw daar niet alleen zou zijn.

Doch zoo Passepartout zelf het al niet waagde om bij den loods inlichting te vragen, de heer Fogg wendde zich tot dezen, na zijn Bradshaw te hebben geraadpleegd, en vroeg wanneer er een boot van Hong-Kong naar Yokohama vertrok.

De stoomboot toch, die tusschen Yokohama en San-Francisco over de Stille Zuidzee dienst doet, correspondeert met de mailboot uit Hong-Kong, en zij kon dus niet vertrekken vóor dat deze aangekomen was. Men was vier en twintig uren ten achter, maar gedurende de twee en twintig dagen, die men op de Stille Zuidzee moest doorbrengen, kon men die gemakkelijk inhalen.

De makelaar, tot wien hij zich richtte, kende den Parsi inderdaad. Maar sedert twee jaar woonde deze niet meer in China. Toen hij zijn fortuin gemaakt had, was hij naar Europa vertrokken, men meende naar Holland, omdat hij in zijn loopbaan als handelaar veel relatiën met dit land gehad had. Phileas Fogg keerde terstond naar het Hotel van de Club terug. Hij liet aan mevrouw Aouda vragen, of hij een oogenblik bij haar gehoor kon ontvangen en zonder eenige inleiding vertelde hij haar, dat de achtenswaardige Jejeeb niet meer te Hong-Kong woonde, maar naar alle waarschijnlijkheid zich in Holland gevestigd had. Mevrouw Aouda antwoordde hier eerst niet op. Zij streek hare hand over haar voorhoofd, en na zich bedacht te hebben, zeide zij met hare liefelijke stem:

De loods wist niet waaraan hij deze vriendschappelijke ontboezeming te danken had. Na zijn fluitje te hebben doen hooren, begaf hij zich op de brug en stuurde de mailboot tusschen de kleine vloot van prauwen, tankassen, visschersvaartuigen en allerlei andere schepen, welke in de haven van Hong-Kong lagen.

De gentleman begaf zich regelrecht naar de beurs. Daar zou men ongetwijfeld zulk een achtenswaardig man als Jejeeb kennen, daar deze onder de rijkste kooplieden der stad behoorde.

De Carnatic moest eerst den anderen morgen ten vijf ure vertrekken; Fogg had dus nog zestien uren voor zich, om zijne zaken te regelen; dat is te zeggen, die, welke mevrouw Aouda aangingen. Toen zij aan land kwamen bood hij de jonge vrouw zijn arm en leidde haar naar een draagstoel. Hij verzocht den dragers hem een hotel aan te wijzen, en dezen brachten hem naar het Hotel van de Club. De stoet met den palankijn begaf zich op weg en kwam, gevolgd door Passepartout, behouden aan zijne bestemming.

Passepartout was recht in zijn schik, dat mevrouw Aouda de reis met hen zou voortzetten, daar deze zeer vriendelijk voor hem was, en verliet dan ook oogenblikkelijk het Hotel van de Club.

2.25%
Achttiende Hoofdstuk.