De reis om de wereld in tachtig dagen在线阅读

De reis om de wereld in tachtig dagen

Txt下载

移动设备扫码阅读

Veertiende Hoofdstuk.

Waarin Phileas Fogg het prachtige dal van den Ganges doortrekt, zonder er in het minst aan te denken om dit te bezichtigen.

Men was in de stoutmoedige schaking gelukkig geslaagd. Een uur lang juichte Passepartout nog over het gelukken van het plan. Sir Francis Cromarty had den onverschrokken knecht de hand gedrukt. Zijn meester had tot hem gezegd: “Goed,” wat in den mond van dezen gentleman gelijk stond met de vleiendste loftuiting. Passepartout had daarop geantwoord, dat al de eer van de onderneming aan zijn meester toekwam. Voor zich zelf had hij één “dwaze” gedachte gehad, en hij lachte er om als hij naging, dat hij, Passepartout, oud-sergeant bij de pompiers, een oogenblik de weduwnaar was geweest van eene schoone, jonge vrouw, de weduwe van een gebalsemden rajah.

Wat de jeugdige hindoesche aangaat, zij had zich volstrekt geen rekenschap kunnen geven van hetgeen er gebeurd was. In een paar reisdekens gewikkeld, lag zij nu in een der manden neder. De olifant met beleid door den Parsi bestuurd, draafde middelerwijl zoo snel mogelijk door het duistere bosch. Een uur na het verlaten van den afgodstempel van Pillaji rende hij over een onmetelijke vlakte. Ten zeven ure hield men halt. Aouda was nog altoos bewusteloos. De gids liet haar een teug water met brandewijn drinken, maar de staat van bedwelming duurde nog geruimen tijd voort. Sir Francis Cromarty, die de werking der inademing van hennep kende, was volstrekt niet ongerust. Maar zoo al het herstel der jeugdige hindoesche den generaal niet bezorgd maakte, minder gerust was hij omtrent hare toekomst. Hij deelde onbewimpeld aan Phileas Fogg mede, dat zoo mevrouw Aouda in Indië bleef, zij ongetwijfeld weder in de handen harer beulen zou vallen. Deze stonden over het geheele schiereiland met elkander in betrekking, en zeker zouden ze, ondanks de engelsche politie, zich weder van hun slachtoffer weten meester te maken, te Madras even goed als te Bombay of Calcutta. Tot staving van zijne bewering deelde Francis een feit van denzelfden aard mede, dat nog pas geleden had plaats gehad. Volgens hem zou de vrouw niet veilig zijn voor zij Indië had verlaten. Phileas Fogg antwoordde dat hij deze waarschuwing niet vergeten zou en over de zaak zou nadenken.

“Parsi,” zeide hij tot den gids, “gij hebt mij goed en trouw geholpen. Ik heb uwe diensten beloond maar niet uwe toewijding. Wilt gij den olifant hebben? Hij is voor u.”

“Neem het aan,” antwoordde Fogg, “ik blijf toch altijd uw schuldenaar.”

“Mij is het wel!” riep Passepartout. “Neem hem, vriend Parsi! Kiouni is een dapper en moedig beest!”

“Hare glanzende haren, in twee regelmatige deelen gescheiden, vormen een lijst om de volmaakt harmonische trekken van hare zachte, blanke wangen, schitterend van reinheid en frischheid. Hare effen zwarte wenkbrauwen hebben den vorm en de kracht van den boog van Kamas, den god der liefde, en onder hare lange zijden oogwimpers om den donkeren appel harer groote doorschijnende oogen, zwemmen als in de heilige muren van den Himalaya, de reinste beelden van het hemelsche licht. Fijn, effen en wit zijn hare tanden, die schitteren tusschen de glimlachende lippen als dauwdroppelen in de half ontloken kelk van de grenaatbloem. Hare kleine ooren met symetrische lijnen, hare roode handjes, hare kleine ronde voeten zijn als de knoppen van den lotus, en prijken met den gloed der schoonste paarlen van Ceylon, der prachtigste diamanten van Golconda. De tengere, buigzame gestalte, die eene hand omsluiten kan, verhoogt den edelen vorm van hare ronde heupen en den rijkdom van haar boezem waar de jeugd in vollen bloei haar hoogste schatten ten toon spreidt, en onder de zijden plooien harer tuniek schijnt zij uit zuiver zilver gedreven door de goddelijke hand van Vivcacarma, den eeuwigen beeldhouwer.” Met andere woorden en ontdaan van al deze dichterlijke beelden: Mevrouw Aouda, de weduwe van een rajah uit Bundelkund, was eene schoone vrouw in de volle beteekenis des woords en ook volgens europeesche begrippen. Zij sprak zeer goed engelsch en de gids had niet overdreven toen hij zeide dat deze jonge hindoesche door hare opvoeding geheel veranderd was.

“De olifant liet eenig gebrom van goedkeuring hooren; toen nam hij Passepartout bij zijn gordel en hem met zijn snuit omvattende, lichtte hij hem tot aan zijn kop op. Passepartout was volstrekt niet verschrikt, liefkoosde het dier eens, dat hem zachtjes weder op den grond plaatste, greep de punt van den snuit van Kiouni met zijn hand en drukte die hartelijk om zijne omhelzing te beantwoorden.

“Dat is een gansch vermogen, dat uwe edelheid mij geeft!” riep hij uit.

“Daar Kiouni, pak maar aan.”

Van Benares af volgt de spoorweg het dal van den Ganges. Door de raampjes van den waggon kon men, bij vrij helder weer, het afwisselend landschap van Behar gadeslaan, de begroeide bergen, de velden met maïs en tarwe en gerst bebouwd, de rivieren en meren met groene alligators, de goed onderhouden dorpen en de nog lommerrijke bosschen. Eenige olifanten en een aantal zebu's met hooge bulten baadden zich in de wateren van den heiligen stroom, en niettegenstaande het reeds ver gevorderde jaargetijde en de koude dagen, volbrachten de Hindoes van beide seksen hunne heilige afwasschingen. Deze geloovigen, verklaarde vijanden van het boedhisme, zijn ijverige aanhangers van den brahmaanschen godsdienst, die belichaamd is in drie personen: Vishnoe, den zonnegod, Shiva, de verpersoonlijking der natuurkrachten, en Brahma, den opperheer van priesters en wetgevers. Maar Brahma, Vishnoe en Shiva, met welk oog zullen zij dit geheel britsch geworden Indië beschouwen, wanneer een stoomboot dreunend de wateren van den heiligen Ganges beroert, de meeuwen, welke over hare oppervlakte vliegen, opjagende, en de schildpadden, die langs zijne oevers kruipen, verschrikkende, en even zoo de vromen, die aan weerszijden van zijne oevers verspreid zijn.

Terstond overlaadden hare reisgezellen haar met allerlei voorkomendheden en kleine diensten en verkwikten haar met eenige druppels likeur. Daarop verhaalde de generaal haar al hetgeen met haar was voorgevallen. Hij prees vooral de toewijding van Phileas Fogg, die niet geaarzeld had zijn leven te wagen om het hare te redden, en zeide, dat zij de ontknooping van het avontuur aan den stouten inval van Passepartout te danken had.

Ten tien ure verwittigde de gids de heeren, dat zij te Allahabad waren. Daar ving de spoorweg weder aan en van dit station kon men in minder dan een etmaal Calcutta bereiken. Phileas Fogg zou dus tijdig genoeg aankomen voor de mailboot die eerst des anderen daags, 25 October, des middags naar Hong-Kong vertrekt. Men bracht de indische dame in eene kamer van het station en Passepartout werd belast met den aankoop van al hetgeen zij voor haar toilet behoefde. Zijn meester verleende hem onbeperkt crediet.

Te half een kwam de trein te Benares aan. De brahmaansche legenden zeggen dat deze stad de plaats van het oude Casi inneemt, dat vroeger in de lucht hing tusschen het zenith en den nadir, evenals het graf van Mahomed. Maar in dezen materiëelen tijd rust Benares, het Athene van Indië, zooals de Oosterschen het noemen, zeer prozaïsch op den grond, en Passepartout kon een oogenblik deze huizen van gebakken steen en kleihutten beschouwen, die het zulk een treurig aanzien schenken, zonder eenige locale kleur er aan te geven.

Phileas Fog begreep wat er in de ziel van mevrouw Aouda omging, en bood haar, om haar gerust te stellen, op zeer eenvoudigen toon aan, haar naar Hong-Kong te brengen, waar zij kon blijven tot de zaak geheel uit de wereld zou zijn. Mevrouw Aouda nam dit aanbod met dankbaarheid aan. Te Hong-Kong woonde juist een harer bloedverwanten, een Parsi zooals zij, en een van de grootste handelaren van de stad, die geheel engelsch is, ofschoon zij op een uithoek van de chineesche kust is gelegen.

Passepartout werd door den generaal vereerd met een stevigen handdruk. Zeer geroerd, vroeg hij zich af, waar en wanneer hij zich toch eens voor hem zou kunnen opofferen. Toen scheidde men.

Passepartout begaf zich aanstonds op weg en doorkruiste de stad. Allahabad, stad van God, is een der heiligste steden van Indië, omdat zij gebouwd is aan de samenvloeiing van de heilige stroomen, de Ganges en de Jumna, naar wier wateren de bewoners van het schiereiland ter bedevaart opgaan. Men weet bovendien, dat, volgens de legenden van de Ramayana, de Ganges zijn oorsprong neemt in den hemel, van waar de goedertierenheid van Brahma hem naar de aarde zendt.

Mevrouw Aouda kwam langzamerhand tot haar zelve. De invloed waaronder zij door de priesters van Pillaji gebracht was, verdween en haar schoone oogen kregen weer haar indische zachtheid terug.

Mevrouw Aouda dankte hare redders met aandoening, meer nog door hare tranen dan door hare woorden. Hare schoone oogen, meer dan haar lippen, waren de tolken harer dankbaarheid. Toen, denkende aan hetgeen voorgevallen was met de sutty, zag zij in hare verbeelding Indië weder vóór zich, waar nog zoovele gevaren haar wachten, en zij werd door eene huivering van schrik bevangen.

Intusschen stond de trein gereed om het station van Allahabad te verlaten. De Parsi wachtte, Fogg rekende met hem af, en betaalde den overeengekomen prijs zonder hem een stuiver te veel te geven.

Hoe groot was haar verbazing toen zij bemerkte dat zij in een trein zat, in een waggon, omringd van personen in europeesche kleederdracht en die haar allen geheel onbekend waren.

Hier moest Sir Francis Cromarty blijven. De troepen, waartoe hij behoorde, waren op eenige mijlen noordelijk van deze stad gekampeerd. De generaal nam van Phileas Fogg afscheid, hem in alle opzichten het beste toewenschende met de bede, dat, zoo hij deze reis weer eens ondernam, zij minder zonderling, maar daarentegen voordeeliger mocht wezen. Fogg drukte even de vingers van zijn reisgezel. Het afscheid van mevrouw Aouda ging teederder in zijn werk. Nooit zou zij vergeten wat zij aan sir Francis Cromarty te danken had.

Fogg liet hem dit alles vertellen, zonder een woord te zeggen. Passepartout was zeer verlegen en herhaalde onophoudelijk dat het de moeite niet waard was!

En naar het dier toegaande gaf hij het eenige klontjes suiker, met de woorden:

Eenige oogenblikken later waren Phileas Fogg, Sir Francis Cromarty en Passepartout in een gemakkelijken waggon gezeten, waarvan mevrouw Aouda de beste plaats bezette, en spoorden met groote snelheid naar Benares, ongeveer tachtig mijlen van Allahabad verwijderd, welken afstand men in twee uur moest afleggen. Gedurende dezen tocht kwam de jonge vrouw geheel tot haar zelve. De bedwelmende dampen van den hennep waren vervlogen.

Dit verwonderde Passepartout een weinig, daar hij wist al wat zijn meester aan den gids te danken had. De Parsi had inderdaad vrijwillig zijn leven voor dat van Aouda opgeofferd, en zoo de hindoes dit later te weten kwamen, zou het hem zeer moeielijk zijn om hunne wraak te ontkomen. Ook bleef de vraag nog over wat men met Kiouni, een zoo duurgekochten olifant zou doen? Maar Phileas Fogg had te dien opzichte reeds een besluit genomen.

De oogen van den gids glinsterden.

De boodschappen, welke Passepartout te verrichten had, stelden hem in de gelegenheid de stad te zien, welke voorheen beschermd werd door een prachtig fort, dat nu tot staatsgevangenis dient. Thans is er nijverheid noch handel in deze stad, waar voorheen de eene zoowel als de andere bloeide. Passepartout, die te vergeefs een modemagazijn zocht alsof hij in Regent-street was, in de nabijheid van Farmer & Co. vond slechts bij een uitdrager, een ouden inhaligen Europeaan, de voorwerpen, welke hij noodig had, een schotsch rokje, een grooten mantel en een prachtigen pels van bevervel, waarvoor hij niet aarzelde vijf en zeventig pond te betalen. Toen keerde hij met de grootste voldoening naar het station terug.

Als de dichterlijke koning Ucaf Uddarel de bekoorlijkheden van koningin Ahmehnagara bezingt, drukt hij zich aldus uit:

Dit geheele panorama ging bliksemsnel voor hen voorbij, en dikwijls verborg een dikke witte rookwolk nog vele bijzonderheden van het landschap. Ter nauwernood konden de reizigers het fort van Chunar bespeuren, ongeveer twintig mijlen ten zuidoosten van Benares gelegen, een oude sterkte der rajahs van Behar; Chazepore met zijn belangrijke fabrieken van rozenwater, de graftombe van lord Cornwallis, die zich op den rechteroever van de Ganges verheft; de versterkte stad Buxar; Patna, een aanzienlijke fabrieks- en handelsstad, waar de grootste markt van opium uit geheel Indië wordt gehouden; Monghir, een geheel europeesche stad, engelsch als Birmingham en Manchester, beroemd om zijne ijzersmelterijen, zijn smidswerken en wapenen, en welks hooge schoorsteenen met hun zwarten rook den hemel van Brahma bezoedelen en aan het land der droomen al zijn poëzie ontnemen. Eindelijk kwam de nacht, en onder het gebrul der vluchtende tijgers en wolven, ging de trein in volle snelheid voort. Men zag niets meer van de wonderen van Bengalen, noch Golconda, noch het vervallen Gora, noch Murshedabad, dat de vroegere hoofdstad was, Burdwan, nog Hougly, noch Chandernagor, dat aan de Franschen behoort, en waarop Passepartout trotsch zou zijn geweest de Fransche vlag te zien wapperen. Te acht ure eindelijk had men Calcutta bereikt. De mailboot voor Hong-Kong lichtte het anker eerst ten twaalf uur. Phileas Fogg had dus nog vier uur voor zich. Volgens zijn reisboek moest hij den 25en October in de hoofdstad van Indië aankomen, drie en twintig dagen na het verlaten van Londen, en hij was er ook op den bepaalden dag. Hij was noch vóór, noch ten achteren. Ongelukkigerwijze waren de twee dagen, welke hij tusschen Londen en Bombay gewonnen had, verloren gegaan, men weet hoe, bij het doortrekken van het indische schiereiland, maar men mag aannemen dat Phileas Fogg daar geen spijt van had.

3.26%
Veertiende Hoofdstuk.