De reis om de wereld in tachtig dagen在线阅读

De reis om de wereld in tachtig dagen

Txt下载

移动设备扫码阅读

Vierde Hoofdstuk.

Waarin Phileas Fogg zijn knecht Passepartout in de hoogste mate verbaast.

Ten zeven uur vijf en twintig minuten nam Phileas Fogg, na twintig guineas met het whisten gewonnen te hebben, afscheid van zijn collega's en verliet de Reform-club. Tien minuten voor achten was hij in zijne woning terug.

Passepartout, die zijne bezigheden zeer goed kende, stond verbaasd toen hij mijnheer Fogg zich schuldig zag maken aan onnauwkeurigheid, en op dit ongewone uur thuis zag komen.

“Wat is er?” vroeg Fogg.

“Tot wederziens, mijne heeren!”

“Passepartout,” riep Fogg, nogmaals zonder eenige stemverheffing.

“O, mijnheer Fogg, zeide Ralph Gauthier beleefd, “dat is onnoodig. Wij vertrouwen op uw eer van gentleman!”

“Niets, mijnheer.”

“Mijne heeren,” zeide hij, “ik ga vertrekken, de verschillende visa zullen u in staat stellen om bij mijne terugkomst mijne reis na te gaan.”

“Mijn jas en mijn plaid.”

“Maar zoo is het toch beter,” antwoordde Phileas Fogg.

“Maar het is nog geen twaalf uur,” antwoordde Passepartout, met de lijst van werkzaamheden, die Fogg hem gegeven had, in de hand.

“Maar de koffers?”—zeide Passepartout, zijn hoofd schuddende.

“Ja,” zeide zijn meester, “wij gaan een reis om de wereld maken.”

“In tachtig dagen,” antwoordde de heer Fogg. “Wij hebben dus geen oogenblik te verliezen.”

“In tachtig dagen,” antwoordde Fogg; “zaterdag 21 December 1872, ’s avonds kwart voor negen.”

“Ik weet het,” hernam Fogg, “daarom maak ik er u geen verwijt van. Binnen tien minuten vertrekken wij naar Dover en Calais.”

“Ik heb u tweemaal geroepen,” zeide Fogg.

“Hier zijn ze.”

“Goed zoo, neem nu het valies maar op.” Fogg gaf zijn valies aan Passepartout.

“Gij vergeet niet, dat ge terug moet zijn?...” merkte Andrew Stuart aan.

“Gij hebt dus niets vergeten?” vroeg hij.

“Geen koffers, slechts een reiszak. Doe daarin twee wollen hemden en drie paar kousen en hetzelfde voor u; onderweg koopen wij het overige. Gij haalt mijn overjas en mijn reisplaid. Trek goede schoenen aan. Intusschen wij zullen bijna niet loopen. Ga nu.”

“Gaat mijnheer ergens anders wonen?” vroeg hij.

“Een reis om de wereld,” mompelde hij.

“Draag er goed zorg voor, want er zit twintig duizend pond sterling in.”

“Daar, goede vrouw,” zeide hij, “ik ben blij dat ik u ontmoet heb.”

Werktuiglijk maakte hij zijne toebereidselen voor de reis, de reis om de wereld in tachtig dagen! Had hij met een gek te doen? Neen ... het was scherts! Men ging naar Dover, goed. Naar Calais, best. Dat deed den goeden jongen, die sedert vijf jaar den vaderlandschen bodem niet had gedrukt, zelfs genoegen. Men zou misschien zelfs naar Parijs gaan; welnu, hij zou deze groote hoofdstad met genoegen terug zien. Zeker zou een gentleman, die zoo weinig van loopen hield, daar blijven. Ja, ongetwijfeld, maar het was minder zeker, dat die gentleman, die tot nu toe altijd zoo huisvast was, op reis ging, dat hij zich ging verplaatsen.

Volgens zijne gewoonte moest de bewoner van Saville Row eerst ten twaalf uur te huis komen.

Toen gingen Fogg en zijn bediende naar beneden en de huisdeur werd op het nachtslot gedaan.

Rijtuigen stonden aan het einde van Saville Row. Phileas Fogg en zijn bediende namen een cab en reden zoo snel mogelijk naar het station van Charing-Cross, waarop een van de takken van den Ooster-spoorweg uitloopt.

Phileas Fogg was terstond naar zijn kamer gegaan en riep: Passepartout!

Passepartout, met de oogleden en wenkbrauwen opgetrokken, de armen slap langs het lijf en het lichaam in elkander gezonken, was het uitgedrukte beeld der stomme verbazing.

Passepartout kwam boven

Passepartout had willen antwoorden, maar hij kon niet. Hij verliet de kamer van Fogg, ging naar de zijne, viel op een stoel neder, en mompelde: Wel, wel, dat is me nu toch al sterk. En nu dacht ik zoo rustig hier te zullen leven!

Passepartout gaf geen antwoord. Dat roepen kon hem niet gelden. Het was nog geen tijd.

Passepartont voelde zijne oogen vochtig worden. Zijn meester steeg hooger in zijne achting.

Op hetzelfde oogenblik naderde eene arme vrouw met een kind aan de hand. Zij liep barrevoets. Haar hoofddeksel was een verflenste hoed, waarvan een armzalige veer afhing; eene shawl in flarden bedekte hare gescheurde plunje. Zij wendde zich tot Phileas Fogg en vroeg een aalmoes.

Om kwart voor negen namen Phileas Fogg en zijn bediende plaats in denzelfden waggon. Vijf minuten later hoorde men een schel fluitje en de trein zette zich in beweging.

Om acht uur had Passepartout het eenvoudig valies gereed gemaakt, dat zijn goed en dat van zijn meester bevatte, en verliet, nog half in verwarring zijn kamer, waarvan hij de deur zorgvuldig sloot. Hij kwam nu weder bij Fogg.

Maar de trein had Sydenham nog niet gepasseerd, of Passepartout uitte een kreet van wanhoop.

Het was een stikdonkere nacht. Er viel een fijne motregen en het regende gestadig door. Phileas Fogg zat in zijn hoek gedoken en sprak geen woord. Passepartout, nog eenigszins onthutst, drukte onwillekeurig het valies met banknooten stijf tegen zich aan.

Het had weinig gescheeld of het valies was uit Passepartouts handen gevallen, alsof de twintig duizend pond sterling in goud waren en daarvan het gewicht hadden.

Fogg was ook klaar. Onder den arm droeg hij Bradshaw's continental railway-steam-transit and general guide, die alle mogelijke noodige inlichtingen voor de reis bevatte. Hij nam het valies uit de handen van Passepartout, opende het en deed er een lias banknoten in, die in alle landen ter wereld worden aangenomen.

Fogg gaf haar de twintig guinea's, die hij aan de whisttafel gewonnen had.

Fogg en zijn bediende gingen terstond naar de wachtkamer. Hier liet Fogg Passepartout twee kaartjes eerste klasse voor Parijs nemen. Toen hij zich omkeerde, zag hij zijn vijf collega's van de Reform-club.

Een soort van grijns kwam er op het gezicht van den Franschman. Blijkbaar had hij niet goed gehoord.

Daarop ging hij verder.

Acht uur twintig minuten hield de cab op vóor het hek van het station. Passepartout sprong er uit. Zijn meester volgde hem en betaalde den koetsier.

“Ik heb ... in mijne gejaagdheid ... in mijn ... iets vergeten....”

“Wat?”

“Om de gaskraan in mijne kamer uit te draaien!”

“Zoo vriend,” antwoordde Fogg koel, “dan brandt die voor uwe rekening!”

1.46%
Vierde Hoofdstuk.