De reis om de wereld in tachtig dagen在线阅读

De reis om de wereld in tachtig dagen

Txt下载

移动设备扫码阅读

Tweede Hoofdstuk.

Waarin Passepartout de overtuiging erlangt, dat hij eindelijk zijn ideaal gevonden heeft.

“Op mijn woord van eer,” sprak Passepartout bij zich zelven, toen hij van zijne eerste verbazing een weinig bekomen was, “ik heb bij madame Tussaud poppen gekend, die net zoo levend waren als mijn nieuwe meester.”

Madame Tussaud, zooals de meeste lezers zullen weten, heeft te Londen een museum van wassenbeelden, dat door alle Engelschen en vreemdelingen wordt bezocht, en waarvan de poppen alleen de spraak missen om wezenlijke menschen te schijnen.

“Dat bevalt me, dat bevalt me zeer goed,” sprak Passepartout bij zich zelven.

Wat de garderobe van zijn meester betreft, deze was volmaakt in orde en bewonderenswaardig gerangschikt. Elke broek, jas of vest had een nummer, dat correspondeerde met een register, waarop de dagen waren vermeld waarop de verschillende stukken waren ingekomen of uitgingen, alsmede de tijd van het jaar, waarin zij op hunne beurt moesten worden gedragen. Hetzelfde stelsel was gevolgd voor de schoenen en laarzen.

Wat Jean, bijgenaamd Passepartout, betreft, deze was een echte Parijzenaar uit Parijs; gedurende de vijf jaren, welke hij in Engeland had doorgebracht, was hij kamerdienaar geweest, en vruchteloos had hij naar een meester gezocht, aan wien hij zich hechten kon.

Toen het half twaalf sloeg, was dus Passepartout alleen in het huis van Saville Row. Hij begon thans alles eens op te nemen. Hij doorliep het huis van den zolder tot den kelder. Overal was het netjes, ordelijk, puriteinsch eenvoudig en goed ingericht voor den dienst. Dit beviel hem. Het maakte op hem den indruk van een fraai slakkenhuis, maar een slakkenhuis verlicht en verwarmd door gas, want gas voorzag in alle eischen van verlichting en verwarming. Zonder moeite vond hij op de tweede verdieping de kamer, die voor hem bestemd was. Deze was volkomen naar zijn zin. Electrische klokken en spreekbuizen stelden haar in gemeenschap met de kamers van zijn meester. Op den schoorsteen stond eene pendule, die door een electrischen draad correspondeerde met de pendule in de slaapkamer van Phileas Fogg en de twee uurwerken gaven altijd dezelfde seconde aan.

Phileas Fogg was een van die mathematisch nauwkeurige mannen, die nooit gehaast en altijd gereed zijn en even spaarzaam met hunne schreden als met hunne bewegingen. Hij deed geen stap te veel, omdat hij altijd den kortsten weg nam. Hij veroorloofde zich zelven geen blik naar het plafond, geene enkele overtollige beweging. Men had hem nog nooit ontroerd of in verwarring gezien. Hij was de minst gejaagde man ter wereld, maar hij kwam altoos bij tijds. Men zal intusschen begrijpen, dat hij alleen leefde en, om zoo te zeggen, buiten eenige gemeenschap met de wereld. Hij wist dat men in den omgang met de maatschappij in wrijving kwam met de menschen en daar wrijving oponthoud veroorzaakt, ging hij met niemand om.

Passepartout was geen van die Frontins of Mascarillo's met trotsche houding en onbeschaamden blik. Hij was een goede kerel met vriendelijk gelaat en eenigszins uitstekende lippen, altijd bereid om iets te proeven of te glimlachen, een zachtaardig en gedienstig wezen met een van die volle, bolle gezichten, die men gaarne op den hals van een vriend ziet. Hij had blauwe oogen, eene gezonde kleur, wangen zoo rond dat hij zelf ze zien kon, breede borst, krachtige gestalte, breede spieren en bezat eene herculische kracht, die door de lichaamsoefeningen in zijne jeugd bewonderenswaardig was ontwikkeld. Zijne donkere haren waren altijd een weinig in wanorde. Zoo de beeldhouwers der oudheid achttien verschillende manieren kenden, om het haar van Minerva af te beelden, hij kende er slechts eene om het zijne in orde te brengen; drie streken met de kam waren voldoende om zijn toilet te voltooien.

Na de geheele woning tot in de geringste bijzonderheden te hebben opgenomen, wreef Passepartout zich in de handen, zijn breed gelaat begon te glinsteren en vroolijk herhaalde hij bij zich zelven:

Kortom, dit huis in Saville Row, dat in de dagen van den beroemden maar losbandigen Sheridan de tempel der wanorde moest zijn geweest, bevatte thans de gemakkelijkste meubels, die van eene onbekommerde levenswijze getuigden. Er was geen bibliotheek, er waren geene boeken, want deze zouden voor den heer Fogg volkomen nutteloos zijn geweest, daar de Reform-club twee bibliotheken tot zijne beschikking stelde, de een van werken van smaak, de andere van wetenschap. In de slaapkamer stond eene brandkast van gemiddelde grootte, die zoowel tegen de dieven als tegen de vlammen bestand was. Wapens bevatte het huis niet, geen enkel voorwerp voor den oorlog of de jacht. Alles bewees dat de bewoner zeer vredelievend was.

In de weinige oogenblikken, die hij met Phileas Fogg had doorgebracht, had Passepartout wel snel maar toch zeer zorgvuldig zijn aanstaanden meester opgenomen. Deze was een man van omstreeks veertig jaar met een edel, schoon gelaat, hooge gestalte, die door eene zekere gezetheid niet werd ontsierd, blond van haar en baard met een effen rimpelloos voorhoofd, eer bleek dan rood van kleur en met prachtige tanden. Hij scheen in de hoogste mate te bezitten wat de beoefenaars der gelaatkunde “de rust der beweging” noemen, eene uitdrukking eigen aan allen, die meer handelen dan leven maken. Kalm, flegmatiek, met een helderen blik, onbeweeglijke wenkbrauwen, was hij de volmaakte type van die koelbloedige Engelschen, die men zoo vaak in hun vaderland aantreft en waarvan Angelica Kauffman zoo treffend de schier academische figuur door haar penseel heeft weergegeven. In zijne verschillende levenstoestanden gezien, maakte die gentleman den indruk van een wezen, wiens deelen allen in volmaakt evenwicht waren, zoo volmaakt als in een chronometer van Leroy of Earnskow. Phileas Fogg was dan ook de nauwgezetheid in persoon, wat duidelijk zichtbaar was in de “uitdrukking van zijne handen en zijne voeten;” want bij den mensch zoowel als het dier zijn de onderdeelen evenzeer organen, welke de hartstochten en neigingen uitdrukken.

Hij merkte in die kamer ook een lijstje op dat boven de pendule hing. Dit behelsde het programma van hetgeen hij dagelijks had te doen. Het bevatte, van des morgens acht ure af, op welk uur Phileas Fogg opstond, tot half twaalf, wanneer hij zich naar de Reform-club begaf om te ontbijten, alle bijzonderheden van den dienst: thee en geroosterd brood ten acht ure drie en twintig minuten; scheerwater ten negen ure zeven en dertig, het haar in orde brengen ten negen ure vijftig enz. Van half twaalf des voormiddags tot twaalf ure 's nachts, op welk uur de stelselmatige Engelschman zich te rust begaf, was alles bepaald, voorzien en geregeld. Passepartout had er pleizier in dit programma te bestudeeren en de verschillende punten er van in zijn geheugen te prenten.

Het spraakzame, openhartige karakter van den knecht was niet geheel in overeenstemming met dat van Phileas Fogg; men zou de waarheid te kort doen, zoo men dit beweerde. Maar was Passepartout de man, zoo stipt en nauwgezet, als zijn meester vorderde? Dit zou uit de ondervinding blijken. Na zijne min of meer onstuimige jeugd, verlangde hij bovenal naar rust. Daar hij de stelselmatigheid van de Engelschen en hunne spreekwoordelijke kalmte had hooren roemen, was hij naar Engeland overgekomen om daar zijn fortuin te beproeven. Tot dusverre echter was het lot hem niet bijzonder gunstig geweest. Nergens had hij zijn anker voor goed kunnen neerleggen. Hij had wel tien meesters gehad. Overal was men grillig, onbestendig, jaagde men de avonturen na of ging men gedurig op reis, wat Passepartout volstrekt niet naar den zin was. Zijn laatste meester, de jonge lord Longsferry, lid van het Parlement, kwam vaak, na den nacht in de oester-huizen van Haymarket te hebben doorgebracht, op de schouders van politie-agenten te huis. Daar Passepartout in de eerste plaats achting voor zijn meester wilde gevoelen, had hij eenige eerbiedige opmerkingen gewaagd, die slecht werden opgenomen; het gevolg was, dat hij heenging. Toen vernam hij dat de heer Phileas Fogg esq. een bediende zocht. Hij won inlichtingen omtrent dezen in. Een man, wiens levenswijze zoo regelmatig was, die altijd des nachts te huis sliep, die niet op reis ging, die nooit, zelfs geen dag, afwezig was, moest wel in zijn geest vallen. Hij bood zich dus aan en werd aangenomen op de wijze, als wij mededeelden.

“Het bevalt me; 't is juist een kolfje naar mijne hand. Wij zijn het volkomen eens, die mijnheer Fogg en ik. Een huiselijk en ordelijk man. Een echte automaat. Nu, ik ben er niet rouwig om een mechaniek te bedienen.”

2.03%
Tweede Hoofdstuk.